* Redactioneel


* Terugblik op deAlgemene Ledendag
Oostende - 30 maart


* Laudatio voor Mia Doornaert door Paul Becue,
algemene voorzitter VVA

 


* Verleden en toekomst van een natie in 2019 - Lode Wils


* Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid - Yuval Noah Harari


* Waarheid en welsprekendheid in de rechtzaal - Joris Luyckx


* Kamerleden, de toekomst van het Nederlands ligt in uw handen


* "Limburg, dierbaar oord" - Joris Luyckx


* 'Over identiteit' de media over Bart De Wevers boek



* Recente berichten uit de actualiteit op de VVA-Facebookpagina

 







 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 




 




 



 


 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
   
 

Vivat Academia nummer 17

juni-juli- augustus 2019

   
   
  Redactioneel
 


Beste VVA-Vrienden en belangstellenden,

Met genoegen presenteert de VVA Editie 17 van zijn e-zine Vivat Academia. Het is de laatste aflevering van het academiejaar 2018-2019.

Ook met heel veel tevredenheid blikken we terug op de Algemene Ledendag van de VVA op 30 maart 2019 door de plaatselijke afdeling georganiseerd in Oostende en dat weer op perfecte wijze. De academische zitting had zoals het past een relevant hoog informatief niveau. Een culminatiepunt daarvan was de toekenning van de titel van Academica van het jaar 2019 aan Mia Doornaert. VVA-Voorzitter Paul Becue schetste in zijn laudatio voor de gelauwerde een grondig en indringend beeld van haar markante persoonlijkheid. In onze terugblik op de Algemene Ledendag vindt u samen met koppelingen naar documenten en enkele foto’s onderliggend ook verwijzingen naar onze websitepagina ‘Algemene Ledendag’. Een overzichtelijk kort verslag leidt het document in. De laudatio nemen we apart in extenso op.

Van Lode Wils presenteren we onze lezers exclusief de uitgewerkte lezing die hij wilde houden op 5 april voor de VVA-afdeling Antwerpen over ‘Verleden en toekomst van een natie in 2019’. De spreker kon niet komen om ernstige gezondheidsredenen. Nu staat hij zijn lezing voor ons e-zine af, zodat alle leden van de vereniging er kennis van kunnen nemen. Gelukkig is de eminente historicus, die de leeftijd van 90 jaar heeft overschreden, hersteld en weer actief. De Leuvense historicus is zowat de stamvader van de wetenschappelijke geschiedschrijving in Vlaanderen. Het is voor ons een eer om zijn bijdrage hier te kunnen publiceren.

Onze redacteur Joris Luyckx – ere-magistraat van het beroepshof in Antwerpen -stuurt ons geregeld tekstbijdragen toe. We nemen in deze editie er twee van op: een vinnig eentje over de waarheid en de welsprekendheid in de rechtszaal en eentje over de provincie Limburg met haar inspanningen om flink te participeren aan de technologische en economische vooruitgang.

Verder vragen we de aandacht voor twee belangrijke boeken die zeker belangstelling verdienen. Dat is het merkwaardige enorm veel gelezen boek ‘Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mensheid’ van Yuval Hoah Harari en het veel besproken boek ‘Over identiteit’ van politicus en historicus Bart De Wever.

Deze editie bevat minder teksten en documenten dan de vorige, die vooral in het teken stond van onze Nederlandse taal. In deze editie staat daarover nog eentje: de oproep aan de Nederlandse kamerleden om een halt toe te roepen aan de onverantwoorde en onbesuisde verengelsing van de universiteiten in Nederland. Die oproep gaat uit van tal van hoogleraren in Nederland en Vlaanderen en elders, van talrijke schrijvers en prominenten uit de culturele en maatschappelijke sector. Het is een manifest en klaar signaal dat de politiek daar eindelijk zijn verantwoordelijkheid moet opnemen.

Minder teksten betekent minder leesduur van deze editie. Met de zomervakantie in het verschiet mag dat wel. We wensen vanuit de redactie aan al onze VVA-lezers dan ook een heerlijke zonnige, maar ook weldadige zomer toe.

Vanaf september herneemt de VVA met zijn afdelingen opnieuw haar actieve werking. De activiteiten worden nu al in de afdelingen ontworpen en georganiseerd. Worden die programma’s doorgestuurd, dan komen de activiteiten systematisch terecht op onze websitepagina ‘Afdelingen’.
Onze Facebookpagina blijft in de vakantie wel grotendeels actief.


Tot gauw bij leven en welzijn.



Ghislain Duchâteau, 

eindredacteur


 

Omhoog

 

Vereniging Vlaamse Academici -
Afdeling Oostende – Veurne - Diksmuide

 


Terugblik op de

Algemene ledendag van 30 maart 2019 in Oostende


   
 

Thema : WAT BELOOFT ENERGIETRANSITIE ?

Hotel Andromeda - 8400 Oostende
Kursaal Westhelling 5

www.andromedahotel.be

Terugblik

Mia Doornaert, Vlaamse academica van het jaar 2019

Op zaterdag 30 maart 2019 organiseerde de Vereniging Vlaamse Academici (VVA) in Oostende haar jaarlijkse algemene ledendag. Alle afdelingen van Vlaanderen en Brussel komen samen voor een academische zitting, een gezamenlijke lunch en een cultureel programma in de stad in de namiddag.

Het hoogtepunt was in de voormiddag de academische zitting met een paar presentaties rond een weloverwogen gekozen thema en een prijsuitreiking van de VVA-prijs aan een verdienstelijke academicus of academica. De eerste voordracht rond het thema energie kwam van ir. Paul Gerard met als titel “Windenergie op zee en implicaties voor de haven van Oostende”. De hoogleraar fysica Jef Ongena had het over “De energietransitie, een fluitje van een cent?” (1) De eerste legde uit hoe windmolens worden geïnstalleerd op zee en welke rol de haven van Oostende nu en in de nabije toekomst in dat verband toebedeeld wordt. Prof. dr. J. Ongena toonde aan dat de transitie naar nieuwe energie en de energieproblematiek voor de toekomst niet zo eenvoudig ligt en op heel lange termijn overzien moet worden. De drie methoden om energie op te wekken zullen voor de toekomst blijvend nodig zijn om in de wereldwijde energiebehoeften te voorzien. Het zal nog een tijd duren vooraleer de hernieuwbare energie van wind, zon en waterkracht volledig benut kan worden. De energie gewonnen met fossiele brandstof olie, kolen en gas moet verminderen maar zal nog heel lang nodig blijven. De energie verkregen door kernsplijting evenzeer. Vooral China maar ook veel andere landen bouwen nieuwe kerncentrales. (2) Beide toespraken werden toegelicht en geïllustreerd met de projecties van knappe luchtfoto’s, grafieken en tabellen en werden fel toegejuicht door de talrijk aanwezige Vlaamse academici.

Culminatiepunt van de academische zitting werd dan de uitreiking aan mevrouw barones Mia Doornaert van de prijs van Vlaamse academica van het jaar. VVA-voorzitter Paul Becue lichtte in zijn laudatio toe welke weetgierigheid en studie-ijver de laureate in haar vormingstijd aan de dag legde, lichtte haar carrière toe als journaliste van De Standaard gedurende 38 jaar, overliep de belangrijkste thema’s van haar pittige en vrijmoedige columns in datzelfde blad, onderstreepte haar inzet voor een verzorgde Nederlandse standaardtaal, prees haar boekpublicaties en overtuigde daarmee ruimschoots het academisch publiek van de verdiensten om haar als laureaat uit te roepen van de VVA-prijs. In haar dankwoord uitte ze haar vreugde om de toekenning van de prijs, bevestigde ze haar wetenschappelijke belangstelling, verantwoordde uitvoerig haar houding bij haar aanstelling als voorzitter van het Letterenfonds en verklaarde haar engagement voor een correct Algemeen Nederlands.

Grote opkomst voor de Academische zitting
Levendig tafelgesprek tijdens de lunch van uw eindredacteur
met de gelauwerde Mia Doornaert

Na de lunch waar VVA-leden van de verschillende afdelingen samen aan de tafels met elkaar in interactie gingen kregen alle deelnemers de gelegenheid om hun gekozen culturele activiteit van het namiddagprogramma te beleven. Zelf samen met een zeventiental leden trokken we onder leiding van stadsgids en neerlandicus Dirk Beirens naar de omgeving van en in het Leopoldpark van Oostende naar de plaatsen die herinnerden aan het verblijf van Hugo Claus gedurende enkele jaren in Oostende. De bevlogen stadsgids wist met zijn pittige en goed geïllustreerde uitleg de deelnemers te enthousiasmeren voor de auteur en voor de stad Oostende zelf tijdens deze bijzonder gesmaakte Hugo Clauswandeling.

En Mia Doornaert trok intussen met haar trofee, het leeuwtje op een stapel boeken’ van kunstenaar Tom Frantzen uit Tervuren nog voor een bezoekje de stad in. En de VVA-leden klonken tot slot nog gezamenlijk op de afscheidsdrink in het voormalige postgebouw van Oostende.

Ghislain Duchâteau – vicevoorzittter VVA

U vindt de geïllustreerde tekst terug op de thuispagina van de VVA-website.

De documenten bij de academische zitting

(1) De uitgebreide powerpointpresentatie van dr. Jozef Ongena

(2) Een tekstuele uitwerking van de presentatie van dr. Jozef Ongena

(3) Het laatste deel van het dankwoord door de gelauwerde

  Omhoog
 
De laudatio voor Mia Doornaert - Paul Becue, algemene voorzitter VVA

   
 

Geachte genodigden, beste VVA-vrienden,

Vandaag heb ik op onze Algemene Ledendag de eer en het genoegen om, als voorzitter, in naam van alle leden de VVA-prijs 2019 te overhandigen aan Mevrouw Mia Doornaert. Zij volgt Mevr. Claire Tillekaerts op, die sinds 2012 de Gedelegeerd Bestuurder is van “Flanders Investment and Trade”. Het is dus weer een dame en we zouden dus enigszins kunnen zeggen dat we qua gendergelijkheid aan een inhaalbeweging bezig zijn. Maar dat is zuiver toeval: de laureate werd gekozen op haar eigen merites. We kunnen trouwens stellen dat de VVA-prijs een zekere uitstraling verworven heeft, vooral als we de lijst van de laureaten op de website aanschouwen. Een ex-laureaat, Etienne Vermeersch, is jammer genoeg recent overleden.

Mia Doornaert werd geboren op 31 december 1945 te Kortrijk. Ze is vooral bekend als voormalige journaliste van De Standaard, waarvoor ze om de twee weken nog een column schrijft.

In de humaniora hoopte haar leraar wiskunde dat ze ingenieur zou worden, maar zij koos voor klassieke filologie te Leuven omdat ze hield van talen. Reeds toen al. Ze was ook gefascineerd door geschiedenis. Mia begon reeds op 16-jarige leeftijd aan de universiteit en deed er nog een kandidatuur Oosterse talen bij, met als tweede taal het Arabisch. Het historisch perspectief helpt om de actualiteit te begrijpen en met het studeren van Latijn leer je ook gestructureerd denken. En dat is waar: ik herinner mij persoonlijk de leraar Latijn in het Xaveriuscollege te Borgerhout (een jezuïet!) die een volledig lesuur Latijn besteedde aan de uitleg van één Latijnse zin van wel enkele regels, telkens uit “De bello Gallico” van Julius Caesar.

Mia gaf na deze studies twee jaar les Latijn en Grieks aan het Heilig Hartinstituut te Heverlee en ging  daarna opnieuw een jaar studeren, ditmaal een kandidatuur (nu baccalaureaat) in de politieke wetenschappen. Het was de tijd van de politieke protesten tegen de oorlog in Vietnam en zij wilde met deze studie de hedendaagse wereld van toen beter begrijpen. Mia Doornaert woonde een tijdje in Harelbeke, maar verhuisde later naar Elsene omdat ze in 1970 als journaliste ging werken bij De Standaard. Ze had vernomen dat die krant journalisten wilde aanwerven en zij waagde haar kans. Ze slaagde voor het examen en kwam na enige tijd op de buitenlandredactie terecht, wat ze ook het liefst wilde doen. Ze was van 1984 tot 1987 voorzitster van de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten van België (AVBB) en van 1986 tot 1993 zat ze de Internationale Federatie van Journalisten (de IFJ) voor. Die laatste is een confederatie van journalistenverenigingen en –vakbonden over de hele wereld.

In 1995 volgde ze Peter Vandermeersch op als correspondente in Frankrijk. Haar echtgenoot was met brugpensioen en kon mee naar Parijs. Maar na 5 heerlijke jaren was het voorbij. Omwille van bezuinigingen werden de correspondentenposten gesloten. Maar ze leerde Frankrijk erg goed kennen en schreef er een paar jaar geleden zelfs een boek over nl. de “Ontredderde republiek”.

Na de Franse jaren schreef Mia Doornaert eerst veel over het Midden-Oosten en de islam. Daarna is ze zich op vraag van de hoofdredacteur gaan verdiepen in China en het Verre Oosten.  

In maart 2003 werd ze door Koning Albert vanwege haar journalistieke verdiensten in de adelstand verheven met de persoonlijke titel van barones.

Na 38 jaar bij De Standaard gewerkt te hebben, ging ze in juli 2009 werken als adviseur en speechwriter op het kabinet van Yves Leterme. Het was een woelige periode in de Belgische politiek, waarbij Yves Leterme in april 2010 finaal ontslag moest nemen als eerste minister omwille van het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde.     

Naast columniste in De Standaard is ze sinds 1 september 2018 voorzitster van het Vlaams Fonds voor de Letteren, een benoeming die zoals u allen wel weet veel voeten in de aarde gehad heeft. Ze had daarvoor een woelige zomer gehad, doordat sommigen inhoudelijke bedenkingen hadden bij haar aanstelling.

Maar die laatste episode toonde reeds aan dat Mia Doornaert een sterke vrouw is, in de eerste plaats mentaal, maar ook fysiek. Dit laatste bleek ook nog eind vorig jaar toen ze hardhandig overvallen werd, daar een gebroken heup aan overhield en een operatie moest ondergaan. Maar het sterke karakter blijkt vooral ook uit de columns in De Standaard.

In Knack zei ze daarover onlangs het volgende:”Ik schrijf mijn columns niet om boel te maken, net zo min als ik daarop aanstuur in de televisiedebatten waaraan ik deelneem. Maar een column is iets anders dan een bedachtzame nieuwsanalyse of een commentaar, ja. In een column schrijf je met de voet vooruit. Het is dus wel zo dat mijn columns, en andere uitspraken, heel wat reactie uitlokken, misschien omdat ik niet bang ben om me tegen de intellectuele waan van de dag te keren”.

Bij wijze van steekproef heb ik diverse columns gelezen. Het moet nu ongeveer 10 jaar zijn dat Mia Doornaert haar ongezouten en accurate mening neerpent over allerlei actuele thema’s. En we kunnen daarbij toch enkele rode draden herkennen van telkens terugkerende thema’s:
-Er zijn eerst de talrijke vooroordelen die er bestaan, bv. op het gebied van discriminatie en de raciale strijd tegen de blanke. Het is bedenkelijk hoezeer in de strijd tegen het racisme juist de huidskleur weer alles bepalend wordt. ‘Witte’ mensen, en vooral dan ‘witte mannen’ kunnen per definitie niet deugen;
-Een tweede thema betreft de oproep tot meer rede, minder emotie bv. wanneer het gaat om het verwijderen van standbeelden zoals die van Leopold II. Ook in andere landen wordt dit debat gevoerd. In de Verenigde Staten zou men zelfs de beelden van George Washington willen verwijderen omdat hij slaven hield op zijn landgoed.
-Ten derde komt Europa aan bod waar ze diverse aspecten aan de kaak stelt: de sputterende motor van de Frans-Duitse samenwerking door o.m. de grote verschillen tussen deze twee landen; de verdeeldheid over diverse aspecten zoals enerzijds de landen die een constructieve dialoog met Rusland nastreven, en anderzijds die staten voor wie de Russische beer de grote boeman is; de West-Europeanen die staan voor de tolerantie uit de Verlichting, terwijl veel Europese landen, zoals de Balkan, door eeuwen Ottomaanse bezetting afgesneden werden van die Verlichting: door die uitbreiding naar het zuid-oosten van Europa is de Unie trouwens ten dele van identiteit veranderd;  wat de budgettaire deugdzaamheid betreft staan de Luther-landen  uit vnl. Noord-Europa tegenover Rome; ze spreekt ook over de faceless bureaucrats in Brussel die de verkozen regeringen binnen de eurozone verplichten orde op zaak te zetten, zodat die kunnen zeggen: “Europa legt ons dit op”.
-Tot slot gaat er ook veel aandacht naar de Nederlandse taal. Ze stoort zich erg aan de taalverloedering, en het feit dat de neerwaartse nivellering van het taalonderwijs niet tot een verbeterde taalbeheersing heeft geleid. Daarbij aansluitend hekelt ze de vervuiling van het Nederlands door het Engels. Ze zegt dat het er helemaal over is als een publieke overheid zich niet meer van de officiële taal bedient. Als de overheden niet meer in het Standaardnederlands communiceren is er ook geen gemeenschap meer: het leidt naar een Vlaanderen zonder taal. Men stelt dat de verdediging van de Nederlandse standaardtaal ‘elitair’ is geworden. Ze ontkent dat, daar ze integendeel de basisvoorwaarde is voor mondigheid, emancipatie en zindelijk democratisch debat. Dialecten zijn, in tegenstelling tot de tussentaal, authentiek en verdienen behouden te blijven. Maar dialect gebruiken moet een keuze zijn, geen onmacht om Nederlands te spreken. Het is in die zin niet ‘elitair’ te zeggen dat de school een functie van sociale gelijkmaker heeft. Taalarmoede is en blijft immers kansarmoede. Luc Devoldere van Ons Erfdeel, die een paar jaar geleden de VVA-prijs ontving, is iemand waar ze trouwens veel achting voor heeft. Voorts zegt ze nog: “Het is waarschijnlijk een verloren strijd, maar ik zal hem tot mijn laatste snik voeren, uit loyauteit jegens de generaties die de strijd voor de vernederlandsing van Vlaanderen gevoerd hebben en die meer verdienen dan de huidige achteloosheid voor wat officieel de taal van Vlaanderen is: het Nederlands”. Dat alles moet de leden van onze VVA-Werkgroep ‘Taal en Onderwijs’, onder leiding van Ghislain Duchâteau, zeker als muziek in de oren klinken.

Naast deze columns heeft Mia Doornaert ook boeken geschreven. “De frivole vertwijfeling” verbindt haar spitse columns aan essays met thema's als de eventuele grenzen van de vrije meningsuiting, het federalisme en het getaande imago van België in de wereld. Haar laatste boek was de “Ontredderde republiek. Zoektocht naar een ziel van Frankrijk” dat twee jaren geleden werd uitgegeven en dat ik met veel interesse gelezen heb. Daaruit bleek dat de Fransen, met hun Jacobijns-centralisme, vooral geïnteresseerd waren in Europa om langs die weg nog een toonaangevende rol op het wereldtoneel te kunnen spelen. Het is o.i. de echte reden van Macrons pro-Europese motivatie.

Schrijven, en dan vooral van toespraken, is volgens haar een stiel, een ambacht dat je moet leren. Dat is zo in de Angelsaksische en Noord-Europese landen, maar heel anders in de Latijnse wereld, waar men nog denkt dat iedereen met een hoger diploma ook kan schrijven, en waar ghostwriters van politici, zoals bv. in Frankrijk, meer als vulgaire huurlingen dan als eerbare vaklieden worden beschouwd.

Mia Doornaert is ook sterk in het gebruik van korte kernachtige slagzinnen die tot de verbeelding spreken. Zo zei ze onlangs in de Afspraak van  vrijdag 22 maart, naar aanleiding van een discussie rond de moeizame Brexit, dat ‘een land uit de Europese Unie halen is zoals een ei uit een omelet te halen’. Je moet er maar op komen.

Iedereen zal na dit betoog het met ons roerend eens zijn dat mevr. Mia Doornaert een bijzonder waardige laureaat voor de VVA-prijs is.

Alvorens ik het beeldje overhandig wil ik nog enige toelichting geven. De beeldhouwer is Tom Frantzen uit Tervuren. Het is de tweede maal dat we dit beeldje geven. Het is een denkende leeuw die zit op een stapel boeken. De link naar ‘Le penseur’ van Rodin is duidelijk. Het bestuur is erg fier dat Mia Doornaert die prijs aanvaard heeft en we feliciteren er haar van harte voor.

  Omhoog
 


Verleden en toekomst van een natie in 2019 – Lode Wils

   
 

Lode Wils is emeritus hoogleraar nieuwste geschiedenis aan de K.U.Leuven. Hij is onder meer auteur van het driedelige Honderd jaar Vlaamse beweging, Van Clovis tot Di Rupo, De lange weg van de naties in de Lage Landen en de meerdelige biografie van Frans Van Cauwelaert.

Op 11 juli vieren we onze Vlaamse nationale feestdag. Het is ruim 125 jaar geleden, in 1893 dat voor het eerst een oproep werd gelanceerd om een Vlaamse nationale feestdag te vieren naast de oudere Belgische nationale feestdag. Er was dus tussen 1830 en 1893 een Vlaams nationaal bewustzijn gegroeid, tenminste bij de militanten die deze oproep deden.

               De Vlaamse beweging, die mettertijd dit bewustzijn gevormd had, was zelf voortgekomen uit de Belgische Revolutie van 1830 – hoe vreemd dat nu ook moge klinken. Die Belgische omwenteling was een onderdeel van de Europese  “lente van de volkeren”, een golf van revoluties tegen de autoritaire regimes die waren gevestigd na de grote Franse Revolutie en de val van Napoleon. De dominerende problematiek was toen: moeten we de oude religieuze nationale traditie herstellen, of moeten we integendeel de opgelegde revolutionaire instellingen en taal bewaren, en de waarden van  vrijheid, gelijkheid en laïcisme?

Het doet ons denken aan wat we meemaakten in en na 2011 in “de Arabische Lente”, de golf van opstanden tegen de autoritaire regimes die waren gevestigd na de dekolonisatie. Een aantal ervan mislukten ten gevolge van onenigheid of burgeroorlog. In Egypte werden de Moslimbroeders, die de verkiezingen met een afgetekende plattelandse  meerderheid gewonnen hadden, in de gevangenis gestopt en werd opnieuw een militaire dictatuur ingesteld, met instemming van stedelijke bevolkingsgroepen die nochtans mee de opstand tegen de vorige gevoerd hadden. Alleen in Tunesië bleef tot hier toe, en met moeite, een coalitie in stand tussen een partij van confessionelen en een van vrijzinnigen.

 De Belgische Revolutie werd gevoerd door een coalitie van twee partijen, de katholieken die de nadruk legden op het bewaren van de nationale traditie sinds de aartshertogen Albrecht en Isabella met het bewaren van de voorvaderlijke taalen de liberalen die vooral de verworvenheden van de Franse Revolutie wilden bewaren, namelijk de moderne staatsinrichting, met   de idealen van vrijheid, gelijkheid en laïcisme. Zoals in de Arabische Lente de tegenstelling tot uitdrukking kwam tussen conservatieve moslims die een herstel wilden van oude Arabische waarden, en de moderngezinden die de positieve verworvenheden van de Franse of Britse kolonisatie wilden bewaren.

          Bij de traditionele waarden behoorde in 1830 de Nederlandse taal, of zoals men toen zegde de Vlaamse taal. Bij de verworvenheden van de Franse tijd behoorde het gebruik van het Frans, de toenmalige wereldtaal en de taal van de napoleontische wetboeken en de moderniteit in het algemeen. In het enthousiasme van de Belgische Revolutie ontstond er een zekere versmelting van de twee waardenpakketten, versmelting die uniek was in de katholieke landen. De Belgische Kerk erkende tot op zekere hoogte de beginselen van laïcisme, vrijheid en gelijkheid, en ook de culturele superioriteit van het Frans. De liberalen van hun kant waren bereid om aan de katholieke godsdienst en aan de volkstaal, als elementen van de nationale traditie, een plaats toe te kennen in het openbaar leven. De grondwet van 1831, die onveranderd zou blijven tot 1970 behoudens twee uitbreidingen van het stemrecht, bekrachtigde een compromis, onder de leuze “vrijheid in alles en voor allen”. Dus vrijheid van godsdienstige of andere overtuiging en beleving, maar dan ook vrijheid voor de kerken, zonder overheidsinmenging. (Tegenover Willem I, die de priesteropleiding gedeeltelijk aan zich getrokken had; vergelijk hoe onze overheden nu bekommerd zijn om de opleiding van de imams.)

           De Belgische Revolutie wekte onder de bevolking niet alleen een politiek en economisch dynamisme, maar ook een cultureel réveil, een beweging voor het ontwikkelen van de nationale kunst en literatuur, het bestuderen van de vaderlandse geschiedenis, het beoefenen van de voorvaderlijke taal die het land moest beschutten tegen opslorping door het dominerende Frankrijk. De beginnende Vlaamse beweging was een onderdeel van deze bredere Belgisch-patriottische stroming. Ze had tot doel België te versterken, België meer Belgisch te maken en te beletten dat het zou verfransen.

          Die verfransing was er wel degelijk, want bij de vestiging van “de vrijheid in alles en voor allen” in 1830, kozen de elites in het Vlaamse land veelal voor het Frans als cultuurtaal. Zo kozen de provinciebesturen en vele gemeentebesturen voor het Frans als administratieve taal. (Het groothertogdom Luxemburg doet dat nog altijd.) Nochtans hadden het hertogdom Brabant en het graafschap Vlaanderen zichzelf eeuwenlang in de volkstaal bestuurd, tot ze in 1795 door Frankrijk waren ingelijfd. Het centrale bestuur van het koninkrijk België had ook het Frans aangenomen als interne bestuurstaal, volgens de traditie van de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden sinds hun vereniging door hertog Filips de Goede rond 1430.

               De spanning tussen moderniteit en nationale traditie liet zich ook in de schoot zelf van de Vlaamse taalbeweging al voelen van in het begin. Had de beweging als doel het geloof onzer vaderen te bevestigen, reden waarom de seculiere geestelijkheid haar steunde, of integendeel om culturele ontvoogding te bewerken en de politieke vooruitgang te bevorderen, zoals het verlangen was van de meeste literatoren en kunstenaars die haar aanvankelijk bezielden? Daarover brak al in 1846 openlijke onenigheid uit onder de flaminganten.

               Gelukkig kreeg de Vlaamse beweging een stimulans van de tweede Europese “lente der volkeren”, een nog krachtiger golf van democratisch-nationale revoluties in 1848. Voor een jongere generatie flaminganten ging het niet meer alleen om de vaderlandse taal tegenover die van Frankrijk, zoals voor de ouderen als Jan-Frans Willems en Jan David, maar ook of vooral om de volkstaal tegenover die van de elites. Tussen 1848 en 1870 geraakte hun beweging verbonden met de krachtige democratische stroming in de liberale opinie, waaruit het socialisme zou groeien. In Gent en Antwerpen was de Vlaamse beweging nu verbonden met de beginnende arbeidersbeweging. In Antwerpen kwam in 1862 een progressistische Meetingpartij aan de macht, die confessionelen en vrijzinnigen verenigde, met een sterke inbreng van de flaminganten. Ze zou de stedelijke en de provinciale administratie vernederlandsen, en haar volksvertegenwoordigers zouden de aanzet geven tot een wetgeving om het gebruik te verzekeren van de streektaal in het gerecht en de administratie. Het leek erop dat er een echte Vlaamse volksbeweging op gang aan het komen was.

               Ook was in de loop van drie decennia van ijveren voor het gebruik van onze taal in het openbaar leven, onder de militanten het bewustzijn gegroeid dat ze tot één gemeenschap, tot een Vlaams volk behoorden. Hun doel was niet meer in de eerste plaats het versterken van de Belgische natie, maar het erkennen van het recht van een Vlaamse sub-natie op bestuur, gerecht en onderwijs in de eigen taal. Daardoor werd de beweging niet on-Belgisch, laat staan anti-Belgisch. Het Davidsfonds werd in 1875 gesticht onder de leuze Godsdienst-Moedertaal-Vaderland, waarbij  duidelijk België het vaderland was. In de oproep van 1893 om een Vlaamse nationale feestdag te vieren, werd gevraagd om op 11 juli de driekleur uit te hangen. Maar wanneer de strijd om dat Vlaamse recht nog generaties moest worden voortgezet, zou dat bij de militanten het Belgisch nationaal bewustzijn aantasten. De vraag is dan: waarom heeft dat zolang moeten duren? Omdat, zoals gezegd, juist de progressieve elite in Vlaanderen – zoals in andere kleine taalgebieden – groot belang hechtte aan een prestigieuze cultuurdrager, in ons geval het Frans. Maar er is méér.

               In dezelfde jaren 1864-1870 waarin er zich een eendrachtige Vlaamse volksbeweging aankondigde, voerde Paus Pius IX (1846-1878) zijn reactionaire antiliberale politiek op de spits met de encycliek Quanta Cura die o.a. de liberale vrijheden veroordeelde,  en met een proclamatie van pauselijke onfeilbaarheid. (Die politiek doet denken aan strekkingen in de hedendaagse islam.) De paus dreef daardoor confessionelen en vrijzinnigen verder uiteen, in bijna volledig afgescheiden zuilen die een felle onderlinge strijd voerden. Het grootste deel van de Vlaamse beweging geraakte in de ban van een bekrompen confessionalisme, of werd er politiek  mee verbonden zoals de Meetingpartij. Het meest combattieve deel van de arbeidersbeweging weigerde nog langer aan de zijde van de klerikalen voor de volkstaal op te komen; het zou socialistisch worden. Vrijzinnige intellectuelen bleven wel een heel belangrijke bijdrage leveren aan het beperkte Nederlandstalig cultuurleven in België, en aan de verantwoording van de Vlaamse beweging. Maar de meeste liberalen en hun partijleiding zagen in die beweging vooral een werktuig van de clerus en de klerikalen om het volk vroom maar onontwikkeld te houden. En die liberalen vormden de intellectuele en economische elites, en de stadsbesturen. Wat moesten zij denken van een Guido Gezelle, die heiligenlevens uit de zeventiende eeuw verzamelde, niet alleen voor zijn eigen taalstudie maar ook om ze in de volksbibliotheek van zijn Brugse parochie te plaatsen, in de tweede helft van de negentiende eeuw?   

Het kiesstelsel versterkte de tegenstelling tussen Vlaanderen en Wallonië, en ook  die tussen stad en platteland, doordat het alle zetels toekende aan de partij die de meerderheid van de stemmen haalde. Zo werd het beeld van een “klerikaal Vlaanderen” gecreëerd tegenover dat van een “vrijzinnig Wallonië”, ook als in elk landsdeel de minderheid meer dan 40% van de stemmen haalde. De katholieken die vooral op het platteland sterk stonden, konden dank zij het supplement aan stemmen dat de flaminganten hun bezorgden, aan de macht komen in het Belgische parlement, zelfs onafgebroken van 1884 tot 1919. Mondjesmaat  breidden ze het gebruik van het Nederlands in Vlaanderen uit in het gerecht, de administratie en het onderwijs. Maar bij gebrek aan intellectuele capaciteit en sociaaleconomische invloed  ging dat slechts traag en fragmentarisch tot 1894.

           In dat jaar gaf de invoering van het meervoudig algemeen mannenstemrecht  een sterke stimulans aan de taalwetgeving en volgde er een integratie van het (numeriek sterk overwegende) confessionele deel van de Vlaamse beweging met de beginnende christendemocratie. De taalwetgeving had sindsdien niet meer alleen tot doel in Vlaanderen degenen te beschermen die (nog) geen Frans kenden, maar ook de twee nationale talen op gelijke voet te plaatsen. Dat gebeurde onder meer door de Gelijkheidswet, die in 1898 rechtskracht verleende aan de Nederlandse tekst van de wetten en koninklijke besluiten.

               Maar vanaf 1900 stokte die vooruitgang, ten gevolge van de invoering van een evenredige zetelverdeling in het parlement, en van de vorming van een anti-Vlaamsgezind  liberaal-socialistisch blok in de Waalse beweging. Die wilde een einde maken aan de langdurige “Vlaams-klerikale overheersing”.  Aan de overkant groeide het ongeduld van de flaminganten over het bijna stagneren van de taalwetgeving. Dat werd beantwoord met een betere organisatie van de katholieke flaminganten, die in de lente van 1914 eindelijk weer een radicale vernederlandsingswet door het parlement konden duwen, betreffende het lager onderwijs.

          Vooral vanaf 1912 toonde België duidelijk een barst, door de gepercipieerde tegenstelling tussen een confessioneel, agrarisch en conservatief Vlaanderen dat taalgelijkheid vroeg, en een  vrijzinnig, verstedelijkt en progressief Wallonië dat zich hardnekkig  verzette tegen elke uitbreiding van het officieel gebruik van het Nederlands in Vlaanderen.

XXX

      In de Eerste Wereldoorlog wakkerden alle betrokken landen bij hun tegenstanders zulke nationale tegenstellingen aan. Al op 2 september 1914, nog voordat de Vlaamse provincies bezet waren door het Duitse leger, gaf in Berlijn kanselier Theobald von Bethmann-Hollweg de instructie aan zijn bestuur in Brussel om “de Vlaamse beweging, die een beweging voor de Hollandse taal is, zoveel mogelijk openlijk te ondersteunen”. Tijdens de vierjarige bezetting werd die politiek voortdurend geïntensifieerd, niet alleen onder gouverneur-generaal Moritz von Bissing maar ook onder zijn opvolger Ludwig von Falkenhausen.  De vernederlandsing van het lager onderwijs werd doorgevoerd volgens de wet van 15 juni 1914, waarvoor de Belgische minister nog geen uitvoeringsbesluiten had uitgevaardigd. Daar werkten enkele flaminganten aan mee, en dat werd een opstap naar verdere samenwerking met de bezetter. Die vernederlandste in 1916 de Gentse rijksuniversiteit, een ingreep die in strijd was met de Conventie van Den Haag over het oorlogsrecht. In 1917 voerde hij zelfs een “bestuurlijke scheiding” door tussen een Nederlands-ééntalig Vlaanderen met inbegrip van Brussel, en een Franstalig Wallonië. Een klein aantal flaminganten werkte daaraan mee. Een harde kern van die “activisten” riep, onder druk van het bestuur van von Falkenhausen, de onafhankelijkheid van Vlaanderen uit in december 1917, en ontwikkelde vooral daarna een uitgesproken vijandschap tegen België. Een anti-Belgische stroming had tevoren  in de Vlaamse beweging niet bestaan, z e was duidelijk een vrucht van de oorlog en van de Duitse Flamenpolitik.

               De romancier Gerard Walschap, die in 1918 twintig jaar werd, getuigde later dat zijn generatie door het activisme verscheurd werd, toen ze moest kiezen tussen Vlaanderen en België, “twee vaderlanden voor ons tot dan toe identiek, maar die plots tot onze verstomming onverzoenlijke vijanden werden”.

               De meerderheid van de flaminganten weigerde medewerking aan “die Duitse maneuvers”, maar verwachtte wel dat ze na de oorlog, van haar eigen regering, eindelijk de taalgelijkheid zou krijgen die de vijand in een handomdraai had geproclameerd. De naar Frankrijk uitgeweken regering van nationale unie en koning Albert I weigerden daarover een duidelijke belofte af te leggen. Dat veroorzaakte een breuk met de flamingantische beweging onder de IJzersoldaten. De leiding daarvan verklaarde zich solidair met de gematigde, niet anti-Belgische vleugel van het activisme en besliste tot de oprichting van een Frontpartij, die confessionelen en vrijzinnigen wilde verenigen.

               De oorlog, de Duitse Flamenpolitik, het activisme en de Frontbeweging verhevigden de communautaire polarisering in België, die al sinds 1912 sterk was geweest. De Vlaamse beweging was gecompromitteerd door de collaboratie van de activisten, verzwakt en dikwijls bijna weggeveegd in de milieus en partijen waar ze al voor de oorlog zwak stond. Ze was daarentegen geradicaliseerd tot de eis van volledige ééntaligheid van Vlaanderen, bij die groepen en partijen waarin ze voor de oorlog sterker stond. Niet weinige flaminganten verlangden naar “zelfbestuur”, maar er werd nooit geformuleerd wat dat zou inhouden. Terwijl de oude tegenstelling tussen vrijzinnigen en confessionelen door de oorlog was afgezwakt, ook binnen de Vlaamse beweging, zou integendeel de nieuwe tegenstellig groeien tussen anti-Belgische en loyaal-Belgische flaminganten.
 
               Koning Albert I kon, met zijn prestige als held van de IJzer, na de oorlog zelf de regeringen samenstellen en leiden. Hij hield vast aan een zo groot mogelijke Franstaligheid van Vlaanderen, als cement van het land, bovendien als middel om Vlaanderen uit zijn klerikale achterlijkheid te verlossen en om de wallingantische socialisten te sussen, want die vreesde hij nog meer dan de katholieke flaminganten. In 1923, toen bijna vijf jaar na de oorlog eindelijk de taalregeling werd ingevoerd die als definitief gold, kon hij beletten dat heel de Gentse universiteit zou worden vernederlandst  en dat er Nederlandstalige legerafdelingen zouden worden gevormd.

               Dat veroorzaakte de overgang van de Frontpartij en van vele Vlaamsgezinden, naar een nationalisme waarin gewezen activisten de anti-Belgische toon zouden aangeven. Bij de parlementsverkiezingen van 1921 waren de twee leiders van de Frontbeweging aan de IJzer, Adiel Debeuckelaere en Hendrik Borginon, niet herkozen tot volksvertegenwoordiger.  Zoals de nationalistische voorman en historicus Hendrik Elias schreef: “De gevolgen hiervan zijn zeer groot geweest voor de verdere ontwikkeling van het Vlaams nationalisme.” Het waren niet de gematigde activisten, maar de  anti-Belgische Jong-Vlamingen die “de Vlaams-nationale beweging in het spoor hebben gebracht van een dogmatisch nationalisme dat geen werkelijkheid wilde aanvaarden, omdat de leiders ervan in de grond ideologen of dwepers waren die alleen maar rekenen konden op een catastrofenpolitiek.”  Vermits het destijds evident was dat België niet langs democratische, parlementaire weg kon worden vernietigd of zelfs maar gefederaliseerd, stelden zij hun hoop op een nieuwe oorlog, die zou worden gewonnen door een rechts revanchistisch Duitsland, dat dan zijn werk van 1914-1918 zou voltooien. Dat bevorderde bij de Vlaams-nationalisten een evolutie naar het fascisme, dat toen in heel Europa opgang maakte en ook op de confessionele zuil  sterke aantrekkingskracht uitoefende.

               In de traditionele partijen werd België niet bestreden, zoals door nationalisten, maar de flaminganten huldigden België niet meer als een vaderland, vermits dat tegen hun beweging werd ingeroepen. Zij noemden het  “louter een staatsapparaat”, gesticht in 1830, in tegenstelling tot “het natuurlijke Vlaamse volk” dat eeuwenoud zou geweest zijn. Ze konden in de loop van twintig jaar wel een volledige officiële Nederlandse eentaligheid van Vlaanderen wettelijk vastleggen, want om de socialisten buiten de regering te houden, moest koning Albert uiteindelijk de Vlaamse christendemocraten aanvaarden als ministers, met hun programma van Nederlandse eentaligheid van Vlaanderen.

               In mei 1940 bezette Duitsland opnieuw België, ditmaal met een voorbereide Flamenpolitik. Het organiseerde heel het openbaar leven, onder meer alle beroepsgroepen, volgens de beginselen van De Nieuwe Orde. Daarbij werd de leiding in de handen gelegd van Vlaams-nationalisten en aanverwanten, wat bijdroeg tot een flamingantische collaboratie, die massaal was vergeleken bij het heel beperkte activisme van de vorige oorlog. De VNV-partij stortte zich in de militaire collaboratie met Duitsland tegen Groot-Brittannië, en later tegen de Sovjet-Unie.

               Na de oorlog was in heel Europa het nationalisme gediscrediteerd, samen met de fascistische stelsels waarin het tijdens het Interbellum zijn radicale uitdrukking had gevonden. De hele Vlaamse beweging zou twintig jaar nodig hebben om te herstellen van het odium dat op haar geladen was door de collaboratie. Het politieke leven werd tijdelijk beheerst door de koningskwestie rond Leopold III, en door een opnieuw verhevigde schoolstrijd tussen vrijzinnigen en confessionelen. Pas vanaf de jaren 1960 zou de Vlaamse beweging weer opleven, vooreerst omdat het schoolpact van 1958 een zekere verzoening van de twee levensbeschouwelijke kampen ten gevolge had. Maar dat was slechts een onderdeel van een fundamentele verschuiving, in heel de westerse wereld, in de waardenpatronen die tot dan toe sterk bepaald waren geweest door de strijd tussen links en rechts, tussen voor- en tegenstanders der beginselen van de Franse Revolutie.  In dat klimaat zou er in Vlaanderen een grotere politieke eensgezindheid ontstaan rond  de Vlaamse beweging, waaraan de nieuwe liberale en socialistische partijen volop gingen meedoen, en zou in Wallonië eensgezindheid  ontstaan rond de Waalse beweging waaraan nu  ook de confessionelen gingen meedoen. De “barst in België” werd dus veel breder, doordat er twee homogene taalblokken tegenover elkaar kwamen te staan.

XXX

Sinds de jaren 1960 en tot op de huidige dag kent Europa een versnelde afbrokkeling van de traditionele waarden- en zingevingspatronen inzake godsdienst en ethiek, maar ook inzake cultuur, politiek en nationaliteit. Er brak een steeds verder gaande individualisering door, met het verdampen van het gemeenschappelijk wij-gevoel en van de groepsculturen die volgens religieuze, politieke en sociale scheidingslijnen waren gegroeid in de negentiende eeuw. Samen daarmee verzwakte het overgeleverde nationaal bewustzijn  dat op al die elementen steunde. Tegenover het harmoniemodel zat het conflictmodel in de lift. De partijen en zuilen waarop het bestuur van de verschillende staten berustte, zagen hun aanhang wegsmelten. Zo kwamen de gevestigde overlegstructuren en de politieke stabiliteit op de helling. Niet meer tien procent, maar de helft van de kiezers werd “zwevend”. Het gevolg was een politieke instabiliteit die zich in tal van Europese landen manifesteerde, zowel als in de V.S.A. en in Canada.

               Verweven met dit hele gebeuren kende de westerse wereld een opleving van regionale en mini-nationale bewegingen. Opvallend daarbij is dat die in deze tweede golf niet meer vooral opkwamen voor een miskende taal, zoals die van de negentiende eeuw. Het waren nu vooral economische verschillen die als een achteruitstelling werden aangevoeld, niet alleen door de armere partner, maar ook door de meer welvarende partner die aanklaagde dat zijn welvaart afgeroomd werd. In Vlaanderen was het eerst de christelijke arbeidersbeweging die, na de discreditering door de collaboratie in de Tweede Wereldoorlog, een nieuwe inhoud gaf aan de Vlaamse beweging, met de thema’s “werk in eigen streek” door industrialisatie, “vernederlandsing van het bedrijfsleven” en “inhalen van de Vlaamse achterstand in het middelbaar en het hoger onderwijs”.

               De Waalse eis van zelfbestuur op sociaaleconomisch  gebied brak door rond de jaarwisseling 1960-1961, in een massale staking “tegen de Eenheidswet” . Dat stimuleerde een herleving van de federale idee aan Vlaamse kant. Een christendemocratisch-socialistische regering (Lefèvre-Spaak) erkende dat de unitaire grondwet van 1831 moest worden herzien, met vooraf een splitsing van het ministerie van Opvoeding en Cultuur en een “definitieve” taalregeling. Die taalregeling werd in de loop van 1962-1963 inderdaad  doorgevoerd, maar de strijd daarrond verhardde de standpunten aan weerszijden, zoals rond het statuut van Voeren en dat van Leuven.

            Pas in 1970 zou het tot een eerste staatshervorming komen, en die was slechts de inzet van een niet eindigende reeks grondwetsherzieningen, want de nieuw geschapen Gemeenschappen en Gewesten werkten elk ijverig aan het versterken van hun identiteit bij hun bevolking, en aan de uitbreiding van hun bevoegdheden. Aan Vlaamse zijde droegen de publicaties van economen over de financiële transferten naar Wallonië, in en buiten de sociale zekerheid,  er veel toe bij dat de eis van de Waalse beweging tot splitsing op sociaaleconomisch gebied werd  overgenomen.

               De autonomiestrevingen werden aangewakkerd door verwante bewegingen elders in Europa, en door het uiteenvallen van de Sovjetunie, Joegoslavië en Tsjechoslowakije sinds 1989. Dus het tegenovergestelde van wat in vroegere eeuwen gebeurd was, toen aaneensluiting in grotere gehelen werd nagestreefd, met het oog op militaire veiligheid en economische kracht. Nu voelde men zich zo veilig en welvarend in de NAVO en de Europese Unie, dat velen de historisch gegroeide staten overbodig of schadelijk vonden. Spanje  is dat voor vele Catalanen, Canada voor Quebecezen, Groot-Brittannië voor Schotten. En tenslotte vinden vele Britten ook de Europese Unie overbodig of schadelijk, en benadrukt president Trump de schadelijke gevolgen voor zijn land van de NAVO en de Noord-Amerikaanse vrijhandelszone. 

            In Catalonië, Schotland en Quebec kon zich in de tweede, economische golf van nationale bewegingen een sterke stroming voor onafhankelijkheid ontwikkelen, omdat in die landen tevoren al gedurende eeuwen proto-nationale entiteiten waren gegroeid: in Quebec vanaf het begin van de zeventiende eeuw, in Catalonië zelfs al vanaf de negende eeuw en in Schotland vanaf de tiende. Zij waren pas veel later opgenomen in Spanje, Groot-Brittannië of Canada, hadden zelfs in die nieuwe staten een zelfstandigheid kunnen bewaren, en nu gaat het erom of ze hun vroegere onafhankelijkheid willen en kunnen herwinnen.

           Vlaanderen daarentegen, het Nederlandstalige deel van België, werd pas een begrip doordat het vroegere hertogdom Brabant, het vroegere graafschap Vlaanderen en het vroegere graafschap Loon uit het prinsbisdom Luik, verenigd waren in het unitaire koninkrijk België sinds 1830. Het bewustzijn van één Vlaams volk binnen de Belgische natie is daarna gegroeid in en door de Vlaamse beweging.  Een streven naar Vlaamse onafhankelijkheid werd daarop ingeënt in 1914-1918 door de Duitse bezetter. Dat is dus al een eeuw oud en het zal wel niet meer verdwijnen. Maar het is geen terugwillen naar een aloude, verloren onafhankelijkheid, zoals in Catalonië, Schotland en Quebec. Waar haalt dat streven naar Vlaamse onafhankelijkheid dan zijn kracht vandaan?

              Op 2 juni 1993 stelde Hugo Schiltz, de Vlaams-nationalistische politicus die de voornaamste architect was van het gefederaliseerde België, in de Senaat zijn verslag voor over de “bijzondere wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur”.  Hij verklaarde er: “Als men mij de vraag stelt of België blijft bestaan en of deze hervorming niet de wachtkamer van het separatisme is, dan heb ik de neiging om te antwoorden: ‘Ik weet het niet.’ … Wat de Vlamingen betreft, weet ik dat in het collectieve geheugen van een deel van ons volk de drang leeft om revanche te nemen, de rekening te presenteren voor meer dan een eeuw stiefmoederlijke behandeling, culturele vernedering en soms lijflijke afstraffing.”

                 Die drang om revanche te nemen was ontstaan bij een aantal activisten tijdens en na hun mislukte poging tot machtsgreep tijdens de Eerste Wereldoorlog, die achteraf bestraft werd. Die drang kreeg een bredere aanhang doordat het daarna nog twintig jaar duurde vooraleer de officiële Nederlandtaligheid van Vlaanderen wettelijk was vastgelegd, en door de tweede mislukte machtsgreep door de fascistische collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarop ook weer een bestraffing was gevolgd.

                De historicus Bart De Wever, de huidige   burgemeester van Antwerpen, schreef: “Onderzoek met betrekking tot de provincie Limburg en het arrondissement Antwerpen wees uit dat de VU-kaderleden daar zeker tot de verkiezingen van 1965 voor meer dan de helft afkomstig waren uit gezinnen die op één of andere manier in aanraking waren gekomen met de repressie. Zonder twijfel was de VU dus een partij gedragen door ‘zwarten’ en bezat de amnestie-eis de grootste mobiliserende kracht onder haar aanhangers.”

              Voor velen in deze groep bleven Vlaanderen en België de “onverzoenlijke vijanden” waarover  Walschap sprak, of met andere woorden,  voor hen is  Vlaanderen pas  onafhankelijk als België verdwenen is. Zij vormen tot op vandaag de krachtigste propagandisten van die onafhankelijkheid. Ze oefenen daarmee reële invloed uit tot ver buiten hun beperkte groep, omdat tijdens de grote transformatie van de westerse samenleving die sinds 1960 aan de gang is, de negentiende-eeuwse  Belgische natie in grote mate verdampte, terwijl Wallonië en Vlaanderen  een doorbraak kenden van de  vernieuwde nationale bewegingen op sociaaleconomische grondslag. Na elke nieuwe staatshervorming, dus na elke grondwettelijke verruiming van de Vlaamse zelfstandigheid, heet Vlaanderen  “onvoltooid”, en dat zal zo blijven doorgaan. Alleen als België verdwenen is, kan Vlaanderen voltooid heten in deze  logica.

                Die logica wordt door sommigen heel ver gedreven, zoals door de parlementsleden Hendrik Vuye en Veerle Wouters. In het besluit van hun recente boek Vlaanderen voltooid. Met of zonder Brussel?  schreven ze: “ ‘Vlaanderen laat Brussel niet los’ zeggen… is niets meer en niets minder dan zich wentelen in de zelfgenoegzaamheid van het immobilisme.” In een interview in Knack van 8 mei 2018 verduidelijkten ze die stellingname en zegde Vuye “Dat Vlaanderen Brussel moet loslaten… dat is niet onze eerste keuze, maar we kunnen er ermee leven.” En Wouters vulde aan: “In Limburg, waar ik woon, is Brussel vaak het verre buitenland. Als ik mijn hart zou volgen, dan werd Vlaanderen onafhankelijk en kwam Brussel met ons mee, maar voor veel Vlamingen hoeft dat allicht niet zo nodig. Wel, als na een grondig debat de meerderheid van de Vlamingen ervoor zou kiezen Brussel los te laten, is dat voor mij ook goed.” Zij zijn dus bereid om desnoods het Gewest Brussel op te geven om de Vlaamse onafhankelijkheid te bereiken.

               De Franstaligen zullen bij die definitieve staatshervorming  - de scheiding dus - ook hun eisen stellen, en de ondervinding leert dat ze behalve de huidige faciliteitengemeenten nog wel meer grondgebied zullen opeisen als prijs voor hun eventuele instemming. Voor de provinciale verkiezingen van 14 oktober 2018 (en opnieuw voor de regionale verkiezingen van 26 mei 2019), verspreidde de Union des Francophones in Vlaams-Brabant  - onder meer in Leuven – een uitgebreide folder met lange lijsten van programmapunten voor “le respect des droits des Francophones de Flandre”, die neerkomen op de vertweetaliging van de “Province du Brabant Flamand/Vlaams Brabant”.  De 36 voorgestelde kandidaten wonen niet alleen in de zes faciliteitengemeenten rond het Brussels Gewest, maar ook in Halle, Beersel, Sint-Pieters-Leeuw, Dilbeek, Vilvoorde, Zaventem, Tervuren  en zelfs in Tienen. Blijkbaar hebben ze de oude  wallingantische eis niet opgegeven om, indien de verfransing van heel Vlaanderen onmogelijk blijkt, toch aan die van Vlaams-Brabant vast te houden. Wie “Vlaanderen wil voltooien” door België te vernietigen, zal die prijs moeten betalen.

             Mijns inziens kunnen we ons beter laten inspireren door Frans Van Cauwelaert, de politieke leider die tussen 1910 en 1940 heel het officiële  leven in Vlaanderen eentalig Nederlands heeft gemaakt. Op 16 augustus 1935 schreef hij in zijn dagboek: “Door het voorbarig stellen van de scheidingsgedachte doen de Vlamingen aan hun zaak veel kwaad. Indien ze eerst tot een macht groeiden zouden ze het hele gebied dat historisch Vlaams is behouden kunnen en daarna vaststellen dat zij geen scheiding behoeven. Wellicht zouden de Walen ze vragen, maar dat stelt de vraag voor ons heel wat gunstiger.” - Inderdaad, indien de Franstaligen de scheiding vragen, kunnen de Vlamingen de voorwaarden bepalen voor een eventuele instemming, maar als zijzelf de scheiding vragen zullen de Franstaligen de grens trekken en nog andere  (financiële) eisen stellen.

Dat er Vlaamse politici bereid zijn Brussel op te geven om toch maar van de Franstaligen verlost te geraken, doet mij denken aan de Russische president Boris Jeltsin, die door de ontbinding van de Sovjetunie Rusland bevrijd heeft van de Oekraïners, Witrussen, Kazachen en al die andere volkeren  aan wie financiële transfers werden afgedragen. Zijn opvolger Vladimir Poetin noemde die bevrijding “de grootste ramp uit de Russische geschiedenis”. Twee jaar geleden werd in Groot-Brittannië een referendum gehouden: gaan we onze eeuwenoude onafhankelijkheid herstellen door de Europese Unie te verlaten? Het antwoord was nipt positief, maar nu oordelen velen dat de prijs daarvoor te hoog ligt.

De toekomst van Vlaanderen zouden wij best niet vorm geven met onze gevoelens en onze fantasie, maar met ons verstand.

Voetnoten:


L. Wils, Het ontstaan van de Meetingpartij en Antwerpen en haar invloed op de Belgische politiek, Antwerpen, 1963. L. Wils, Vlaanderen, België, Groot-Nederland. Mythe en Geschiedenis, Leuven, 1994, pp. 175-257.

L. Wils, Gezelle in de Vlaamse natievorming, in L. Wils,  Van de Belgische naar de Vlaamse natie. Een geschiedenis van de Vlaamse beweging, Leuven, 2009, p. 107.

I. Meseberg-Haubold, Der Widerstand Kardinal Merciers gegen die deutsche Besetzung Belgiens 1914-1918, Frankfurt am Main/ Bern, 1982, pp. 355-357.

L. Wils, Onverfranst, onverduitst? Flamenpolitik, Activisme, Frontbeweging, Kalmthout, 2014. L. Wils, Het aandeel van de Flamenpolitik in de Vlaamse natievorming, in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 2015, 2/3, pp. 216-237.

G. Walschap, Voorpostgevechten, 1943; gec. A. De Bruyne, Lodewijk Dosfel 1881-1925, Wilrijk, 1967, p. 250.

L. Wils, Frans van Cauwelaert. Politieke biografie, Antwerpen, 2017. L. Wils, Koning Albert I en de Vlaamse Beweging – een status quaestionis, in Museum Dynasticum, XXII, 2010-2, pp. 40-57.

H.J. Elias, Vijfentwintig Jaar Vlaamse Beweging 1914/1939, 2,Antwerpen, 1969, p. 119.

Bruno De Wever, Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde. Het VNV 1933-1945, Tielt-Antwerpen, 1994.

Bart De Wever, Het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog. Verrijzenis of herrijzenis?, in  Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis, 3, 1997, p. 285.

H. Vuye & V. Wouters,  Vlaanderen voltooid. Met of zonder Brussel, Antwerpen, Doorbraak, 2018, p. 300.

L. Wils, Frans Van Cauwelaert, p. 708.


  Omhoog
 

Sapiens

Een kleine geschiedenis van de mensheid

Yuval Noah Harari

   
 

Yuval Noah Harari doceert geschiedenis aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem

We brengen hier een van de markantste boekpublicaties van de laatste jaren onder de aandacht. Het werd gepubliceerd in Nederlandse vertaling in januari 2017.

Het boek

Honderdduizend jaar geleden waren er wel zes verschillende menssoorten. Nu is er maar één soort over, en dat zijn wij. Homo sapiens. Hoe komt het dat alleen wij zijn overgebleven? Hoe kwamen onze voorvaderen op het idee om steden en zelfs koninkrijken te stichten? Waarom gingen we in goden geloven, maar ook in natiestaten, en in bedrijven. Waarom vertrouwen we op geld, boeken en wetten? En hoe zal onze wereld er in de toekomst uitzien?

In Sapiens neemt Yuval Noah Harari ons mee op een fascinerende reis door de geschiedenis van de mensheid. Wie zijn we? Waar komen we vandaan? En hoe zijn we geworden wie we nu zijn? In zijn aanstekelijke relaas laat Harari ons kennismaken met een raadselachtig fenomeen: de mens.


Een recensie

Klaas Nollet

Sapiens. Een kleine geschiedenis van de mens gaat – zoals de titel suggereert – van start als een geschiedenisles, die met zijn nadruk op verhalen en de meer dan fysieke evolutie van de mens bij momenten doet denken aan Mythen van Armstrong, maar al snel wordt het duidelijk dat bij die evolutie door Harari andere accenten worden geplaatst. Het vraagt even de tijd om zijn terminologie gewoon te worden, maar eens je het beet hebt, leest het boek als een trein. Zo introduceert hij reeds van bij het begin bepaalde denkwijzen en begrippen die in eerste instantie een zekere vorm van aanpassing vragen, maar naarmate het boek vordert ook een hulpmiddel zijn om je in het perspectief van de auteur in te leven.

Lees de volledige recensietekst. Elk van de vier delen van het boek wordt samenvattend weergegeven met daarbij de kritische inslag van de recensent


Een excerpt

Deel drie behandelt ‘De eenwording van de mensheid’.  Om een idee te geven van tekst en inhoud kiezen we uit hoofdstuk 9 ‘De loop van de geschiedenis’ een uittreksel rond cultuur. De auteur mondt daarbij uit in het begrip “cognitieve dissonantie” als essentieel onderdeel van onze culturen. Het stemt de lezer ongetwijfeld tot nadenken.

‘Na de agrarische revolutie werden menselijke samenlevingen steeds groter en complexer, terwijl de imaginaire constructies waarop de sociale orde steunde steeds doorwrochter werden. Mythen en fictie leerden mensen bijna van geboorte af aan dat ze op een bepaalde manier moesten denken, zich moesten gedragen volgens bepaalde normen, bepaalde dingen moesten willen en bepaalde regels moesten naleven. Zo werden kunstmatige instincten gecreëerd, waardoor miljoenen vreemden effectief met elkaar konden samenwerken. Zo’n netwerk van kunstmatige instincten heet ‘cultuur’.

In de eerste helft van de twintigste eeuw doceerden wetenschappers dat elke cultuur een compleet, harmonieus geheel was, met een onveranderlijke essentie die voor altijd vaststond. Elke groep mensen had zijn eigen wereldbeeld en zijn eigen systeem van sociale, juridische en politieke regels dat net zo soepel draait als de planeten rond de zon. Volgens deze opvatting veranderden culturen niet als je ze met rust liet. Ze bleven gewoon in hetzelfde tempo dezelfde kant op gaan. Alleen krachten van buitenaf konden ze veranderen. Antropologen, historici en politici hadden het dus over de ‘Samoaanse cultuur’ of de ‘Tasmaanse cultuur’, alsof Samoanen en Tasmaniërs sinds het begin der tijden al dezelfde opvattingen, normen en waarden hadden.

Inmiddels zijn de meeste cultuurwetenschappers tot de conclusie gekomen dat het omgekeerde waar is. Elke cultuur heeft zijn eigen opvattingen, normen en waarden, maar die zijn continu in beweging. Een cultuur kan veranderen door veranderende omgevingsfactoren of door interactie met naburige culturen. Maar culturen ondergaan ook transities die voortvloeien uit hun eigen interne dynamiek. Zelfs een totaal geïsoleerde cultuur in een ecologisch stabiele omgeving kan zich niet aan verandering onttrekken. In tegenstelling tot natuurkundige wetten, die geen inconsistenties kennen, zit elke door de mens bedachte orde tjokvol tegenstrijdigheden. Culturen zijn constant bezig die tegenstrijdigheden met elkaar in overeenstemming te brengen, en dat proces leidt tot verandering.
 …

Net zoals de middeleeuwse cultuur het ridderideaal niet in overeenstemming wist te brengen met het christendom, heeft de moderne wereld moeite om vrijheid in overeenstemming te brengen met gelijkheid. Maar dat is geen tekortkoming. Dergelijke contradicties maken een onvervreemdbaar deel uit van elke menselijke cultuur. Ze vormen zelfs de motor van de cultuur, die verantwoordelijk is voor de creativiteit en de gedrevenheid van onze soort. Wanklanken in onze gedachten, ideeën en waarden dwingen ons tot nadenken, herevaluatie en kritiek, als twee dissonante muzieknoten die een compositie vaart geven. Consistentie is de speeltuin van dorre geesten.

Als spanningen, conflicten en onoplosbare dilemma’s de kern vormen van elke cultuur, moet iedereen die bij een bepaalde cultuur hoort tegenstrijdige opvattingen koesteren en jongleren met onverenigbare waarden. Het is zo’n essentieel onderdeel van onze culturen dat er zelfs een naam voor is: cognitieve dissonantie. Cognitieve dissonantie wordt vaak beschouwd als een gebrek in de menselijke psyche, maar in wezen is het een cruciale deugd. Als mensen geen tegenstrijdige opvattingen en waarden konden hebben, was het waarschijnlijk niet mogelijk geweest om wat voor menselijke cultuur dan ook te vestigen en handhaven.

Als je echt iets wilt begrijpen van, pak ‘m beet, de moslims die naar de moskee om de hoek gaan, ga dan niet op zoek naar een vlekkeloze set normen en waarden die elke moslim koestert. Informeer liever naar de paradoxen binnen de moslimcultuur, de plekken waar de regels met elkaar in oorlog zijn en de waarden met elkaar op de vuist gaan. Juist die punten waarop moslims moeten schipperen tussen twee geboden leiden tot het beste begrip van hun cultuur.

(blz. 177-178 en 179-180)


Aansluitende boeken

‘Homo deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst’ is zowat het vervolg van Sapiens. Op onnavolgbare wijze beschrijft Yuval Noah Harari in zijn bestseller Sapiens 70.000 jaar menselijke evolutie, maar met Homo Deus richt hij zich op de toekomst. Met zijn kenmerkende vermenging van wetenschap, geschiedenis en filosofie onderzoekt Harari de dromen en nachtmerries van de eenentwintigste eeuw – van onsterfelijkheid tot kunstmatig leven. 

‘Eenentwintig lessen voor de eenentwintigste eeuw’ Nu laat Harari zijn licht schijnen over het heden. Wat zijn de uitdagingen van onze tijd? Hoe beschermen we onszelf tegen een nucleaire oorlog, ecologische rampen en technologische bedreigingen? Wat is de oorzaak van de opkomst van populisten als Donald Trump? Hoe weren we ons tegen fake news? Moeten we ons voorbereiden op een nieuwe wereldoorlog? …  

Yuval Noah Harari: goeroe of wetenschapper?

Harari volgt een beproefd recept: in zijn eerste boek, Sapiens, vertelt hij zijn scheppingsverhaal, vervolgens voorziet hij het einde van de mensheid in Homo Deus en waarschuwt hij voor het overbodig worden van Homo sapiens door oprukkende techniek, en nu, tot slot, lessen om het einde der tijden nog eventjes op te schorten.

Lees die recensie uit de NRC.

Aanbeveling

Sapiens is meer dan lezenswaard. Het is een echte bestseller, die die titel verdient. Er zijn zowat 200.000 exemplaren verkocht binnen het Nederlandse taalgebied. De redactie beveelt de lectuur van dit monumentale non-fictiewerk van harte aan.

G.D.

  Omhoog
 


Waarheid en welsprekendheid in de rechtszaal – Joris Luyckx

“Le droit est la plus puissante des écoles de l’imagination. Jamais poète n’a interpreté la nature aussi librement qu’un juriste la réalité“ (Andre Giraudoux «La guerre de Troie«, Acte II, 121)

   
 

Het is op moeilijke ogenblikken dat creativiteit, inventiviteit en een krachtige aanpak ontstaan ( A.Einstein).

“De majesteit der welsprekendheid is het edelste dat de goden de mens hebben gegeven: zonder haar zou alles zwijgen en de schittering van het moment en de nagedachtenis van het nageslacht ontberen; laten wij haar dus met heel ons hart nastreven en laten wij ons altijd op het beste richten. Wanneer wij dat doen, zullen wij de top bereiken of in elk geval velen beneden zien“ schrijft Quintillianus  in “De opleiding tot redenaar“.

Het is eerder een ideale reisgids voor een land waar we niet meer op reis gaan maar in een wereld vol gekakel en praatshows blijft de opleiding tot redenaar een “lieu de mémoire”, een pleisterplaats waaraan het geheugen zich hecht.

Een knappe advocaat moet overtuigen en de rechter bij het handje nemen naar de uitkomst. Het moet de relatieve en waarschijnlijke waarheid aantonen al wordt die ook betwist. Ook deze waarheid blijft immers onzeker. “Niets is waar, en zelfs dat niet“.

Een goed pleidooi is dus de kunst om zijn gedachten op overtuigende manier over te brengen en geloven in zijn zaak .

Elke partij in een rechtsgeding kan er te goeder trouw een andere overtuiging op na houden die zij als de ware beschouwt zelfs als die moet onderdoen voor een andere beoordeling die de rechter juister voorkomt.

De advocaat mag zich echter niet bewust lenen tot trucs en slinkse streken om de rechter te bedriegen en op een dwaalspoor te brengen. Welsprekendheid heeft een morele achtergrond en laat niet toe te overtuigen op die manier dat onrechtvaardigheid de bovenhand heeft. De advocaat kan alleen de waarheid overbrengen waartoe hij door zijn inzicht en rede naartoe wordt geleid.

Men richt zich uitsluitend tot de rechter, hij moet overtuigd worden wat niet uitsluit dat er ook rekening gehouden moet worden met andere toehoorders, want er loopt een onzichtbare stroom tussen het aanwezige publiek en de rechter. Er is dus een observatie nodig van het auditorium in de mate dat de gevoelens van het publiek een invloed kunnen hebben op de opinie van de rechter.

Het past niet pedant of belachelijk te doen. Bij bijvoorbeeld in een betwisting over de wederrechtelijke bezetting van een pand door de huurder roept meester Marcus uit: “In de nacht van 15 op 16 juli toen de klok op de toren twaalf slagen van middernacht sloeg is M. Martin bezetter te kwader trouw geworden.”.

Er zijn advocaten die altijd moeten schreeuwen om hun woorden kracht bij te zetten. De rechter kent zijn pappenheimers en weet dat. Hij hecht er ook geen belang aan en omdat het geforceerd is en louter publicitair is bedoeld. Men zal proberen eenvoudige woorden te gebruiken, niet wijdlopig of plechtig te zijn. De familiariteit van een pleidooi is geen beletsel voor zijn waarde. Sommige uiteenzettingen vereisen trouwens een ontspannen en luchtige toon.

Het kan soms nodig zijn uitdrukkingen te gebruiken die grenzen aan het triviale zonder vulgair te zijn.  Alleen de eenvoud van toon met zijn neutrale opstelling geven het betoog gezag. Woorden hebben een figuur, een betekenis en klank. Bij twee woorden met dezelfde nuance kiest men de meest juiste en bij synoniemen die het beste in de oren ligt.

Het “ongeveer“ of “bijna“ moet worden vermeden. In tegenstelling tot de schone letteren moet de gesproken stijl ingrijpend, onmiddellijk begrijpbaar en vol actie zijn. Liefst geen oude zegswijzen of archaïsmen, Jip en Janneke-stijl, geen vreemde woorden of neologismen, geen nutteloze omschrijvingen.

Sommige zittingen in strafzaken zijn een levend tableau van Honoré Daumier (1808-1879), de schilder van “Les gens de la justice“. Op meesterlijke wijze heeft hij de adepten van Sint Ivo geportretteerd of karikaturaal neergezet.

Zo is er Meester Lucullus. Hij is een “windmaker“, struis gebouwd en hij heeft veel succes bij zijn toehoorders. Hij is welbespraakt, enthousiast en begiftigd met honderd en een briljante hoedanigheden. Als hij spreekt hoor je zijn hartslag. Zijn ogen bliksemen en zijn woordenvloed wordt onderlijnd door zijn lange armen die klapwiekend in de lucht onmetelijke kronkels en kringen maken.

Vanaf het ogenblik dat hij oprijst uit de bank, zijn alle ogen op hem gericht. Nauwelijks is hij zijn uiteenzetting begonnen of men hoort zijn adem. Hij hoeft maar een begin te maken met zijn argumentatie of men komt onder de indruk.

Als hij ophoudt is men in vervoering en ergens fluistert iemand “Dat is het“. Nochtans was het in tegenstelling tot de schijn een “spielerei”. Hij gelooft er zelf geen fluit van. Het is een huurling van zijn cliënt en hij trekt zich niets aan van de ernst van de zaak die hij verdedigt. Hij houdt zelfs weinig rekening met zijn eigen mening, zodat men zich afvraagt of hij wel een mening heeft. Hij zoekt alleen het succes en deinst niet terug voor schijn en leugen om zijn proces te winnen. Hij is mediageil en gaat plat op de buik op een moment dat een ernstige burger zijn misprijzen zou uitspreken.

Op het hoogtepunt van zijn  pleidooi is Lucullus lachwekkend door zijn pedanterie en overdrijving. Zweet parelt op zijn voorhoofd dat rood kleurt van emotie. Hij raakt zelfs buiten adem, loopt heen en weer als een briesende leeuw, wiegt als een olifant en klopt zich op de dijen.

Af en toe bijt hij op zijn vingers of zijn kneukels, stampt op de grond of staat op zijn tenen om wat groter te lijken en hij houdt de buik vast om belangrijker te zijn. Uitgeraasd laat hij zich uiteindelijk neervallen in de bank.

Hij lacht nu uitdagend en zelfgenoegzaam en trekt  een lange neus naar hen die zich afvragen of hij wel gelooft in wat hij zegt en hij gaat vertrouwelijk om met degene die hij heeft ontroerd. Zo hoopt Lucullus zijn  zaak te winnen.

De rechter is echter gewend aan de mentale scheten, de lefgozerij en de schijnaanvallen die het ras van Lucullus doen opwaaien. Kort en met droge stem bepaalt hij  de datum van de uitspraak en schorst de zitting.

  Omhoog
 
Kamerleden, de toekomst van het Nederlands ligt in uw handen

 

   
 

De Nederlandse universiteiten moeten door de politiek tot de orde worden geroepen, betogen hoogleraren, schrijvers en prominenten uit de maatschappelijke en culturele sector.

29 maart 2019

Ondanks de maatschappelijke onrust die de gestage verwijdering van het Nederlands uit steeds meer geledingen van het hoger onderwijs de afgelopen jaren heeft veroorzaakt, gaat dit proces in hoog tempo door. Zoals de Onderwijsinspectie in haar onderzoeksrapport uit december 2018 aantoont, overtreden universiteiten en hogescholen daarmee massaal de wet.

Inmiddels wordt driekwart van de masteropleidingen aan de Nederlandse universiteiten uitsluitend in het Engels verzorgd. Ook de bacheloropleidingen worden momenteel in rap tempo verengelst, vaak zonder goede inhoudelijke redenen. Er is een reëel risico dat ons land (Nederland, red.) binnen enkele jaren hoofdzakelijk Engelstalige universiteiten kent, met hier en daar nog wat restjes Nederlands. Onze taal verliest zo haar academische status en zal daardoor ook binnen het voortgezet onderwijs steeds lager gewaardeerd worden.

Verengelsing

De oorzaken van de verengelsing zijn vooral het huidige systeem van bekostiging en een eenzijdige kijk op het proces van globalisering. De Nederlandse universiteiten, met de VSNU voorop, blijken niet in staat een gezamenlijk beleid te ontwikkelen dat de kwaliteit van het onderwijs en de zorg voor onze taal waarborgt. Zij miskennen bovendien de betekenis van de Nederlandse taal voor het maatschappelijke en culturele leven.

Het staat buiten kijf dat een goede beheersing van Engels in het hoger onderwijs van groot belang is. Dat betekent echter niet dat we afscheid zouden moeten nemen van onze eigen taal.

De verwaarlozing van het Nederlands aan onze universiteiten leidt niet alleen tot een dramatische daling van het aantal studenten dat kiest voor de studie Nederlands, maar ondergraaft het hele stelsel van publiek bekostigd onderwijs.

De grote toestroom van buitenlandse studenten – vooral veroorzaakt door deze verengelsing – heeft namelijk mede tot gevolg dat er steeds minder geld per student beschikbaar is. Kind van de rekening zijn dus in de eerste plaats de studenten zelf, die slechter onderwijs genieten en die geen Nederlandse taalvaardigheid op academisch niveau meer ontwikkelen. Dit is een verschraling van hun culturele en persoonlijke vorming.

Nederlandse taalvaardigheid

En aangezien een goede Nederlandse taalvaardigheid voor veel beroepsgroepen van groot belang blijft, heeft de verengelsing van het hoger onderwijs ook nadelige gevolgen voor de positie op de arbeidsmarkt van met name de wat taalzwakkere studenten. Verengelsing leidt bovendien tot een verdere sociale tweedeling in de samenleving en werkt segregatie in de hand.

Voorts ondermijnt zij de samenhang van het Nederlandse onderwijsgebouw als geheel, bemoeilijkt zij de werving van academisch geschoolde leraren voor het onderwijs en plaatst zij de universiteit op verdere afstand van de samenleving.

Wat de Nederlandse taal betreft gaan onze publiek bekostigde universiteiten en de VSNU voorbij aan hun maatschappelijke en culturele opdracht. Datzelfde geldt nu helaas ook voor steeds meer hogescholen. Om die reden moeten zij nu door de politiek tot de orde worden geroepen. Er dient op korte termijn een zinnige balans te komen tussen het gebruik van het Nederlands en dat van het Engels in het hoger onderwijs.

In reactie op de maatschappelijke onrust rond verengelsing is er momenteel nieuwe wetgeving in de maak. Hoewel de minister daarmee een scherper wettelijk kader zegt te willen creëren, laat de nieuwe formulering van de wet die onlangs ter inzage is gelegd, te veel ruimte open voor de voortzetting van het huidige proces van verengelsing. Bovendien, zolang onvoldoende erkend wordt wat de aard is van de huidige problemen, is nieuwe wetgeving alleen geen garantie voor verbetering.

In onze brief aan de Tweede Kamer uiten wij onze grote zorg over de positie van het Nederlands in het hoger onderwijs en vragen wij om wettelijke versterking hiervan. Deze zorgen zijn vervat in tien prangende kwesties. Wij verzoeken de Tweede Kamer om zich daarvan bij de behandeling van de nieuwe wet rekenschap te geven.

Annette de Groot, emeritus hoogleraar Experimentele Taalpsychologie, UvA,
Erik Jurgens, emeritus hoogleraar recht, UM en VU, Ad Verbrugge, filosoof aan de VU, voorzitter Beter Onderwijs Nederland

***

Deze mensen ondertekenden de oproep aan de Tweede Kamer om de positie van het Nederlands in het hoger onderwijs te versterken, ook in wettelijke zin. Dit stuk is een ingekorte versie van die oproep. De volledige tekst ervan is te lezen op beteronderwijsnederland.nl.

Hoogleraren en emeritus-hoogleraren uit binnen- en buitenland:

Paul Abels, hoogleraar Inlichtingenstudies
Remieg Aerts, hoogleraar Nederlandse Geschiedenis
Wim van Anrooij, hoogleraar Historische Nederlandse Letterkunde
Arnoud Arntz, hoogleraar Klinische Psychologie
Amand Berteloot, hoogleraar Middeleeuwse Letterkunde
Matthias Bickelhaupt, hoogleraar Theoretische Chemie
Hans Blom, hoogleraar Nederlandse Geschiedenis en voormalig directeur NIOD
Rens Bod, hoogleraar Computationele en Digitale Geesteswetenschappen
Jan Boersema, hoogleraar Grondslagen van de Milieuwetenschappen
Anna Bosman, hoogleraar Orthopedagogiek
Koen De Bosschere, hoogleraar Computerarchitectuur
Hans Boutellier, hoogleraar Veiligheid en Veerkracht bij Bestuurswetenschappen
Erica van Boven, hoogleraar Letterkunde
Hugo Brems, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde
Gabriël van den Brink, hoogleraar Wijsbegeerte
Luc Brunsveld, hoogleraar Chemische Biologie
Adam Bžoch, hoogleraar Nederlandse Letterkunde
Paul Cobben, hoogleraar Wijsbegeerte
Floris Cohen, hoogleraar Vergelijkende Geschiedenis van de Natuurwetenschap
Gert De Cooman, hoogleraar Onzekerheidsmodellering en Systeemtheorie
Norbert Corver, hoogleraar Nederlandse Taalkunde
Piet Couttenier, hoogleraar Geschiedenis van de Nederlandse Literatuur
Maghiel van Crevel, hoogleraar Chinese Taal en Letterkunde
Trudy Dehue, hoogleraar Theorie en Geschiedenis van de Psychologie
Gita Deneckere, hoogleraar Sociale Geschiedenis
Yra van Dijk, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde in Mondiaal Perspectief
Faustina Doufikar-Aerts, hoogleraar Arabisch en Islamstudies
Douwe Draaisma, hoogleraar Geschiedenis van de Psychologie
Pieter Duvenhage, hoogleraar Wijsbegeerte, decaan Geesteswetenschappen Akademia (Zuid-Afrika)
Olga Fischer, hoogleraar Taalkunde van de Germaanse Talen
Bas de Gaay Fortman, hoogleraar Recht en oud-lid Eerste en Tweede Kamer
Hans Franken, hoogleraar Encyclopedie Rechtswetenschap en oud-lid Eerste Kamer
Willem Frijhoff, hoogleraar Cultuurgeschiedenis
Jaap Goedegebuure, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde, voorzitter Maatschappij der Nederlandse Letterkunde
Beatrice de Graaf, hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen en terrorismedeskundige
Gjalt de Graaf, hoogleraar Bestuurskunde
Ralf Grüttemeier, hoogleraar Nederlandse Literatuurwetenschap
Edward de Haan, hoogleraar Neuropsychologie
Emily Hemelrijk, hoogleraar Oude Geschiedenis
Philippe Hiligsmann, hoogleraar Nederlandse Taal- en Letterkunde
Rob van Houwelingen, hoogleraar Nieuwe Testament
Marli Huijer, hoogleraar Publieksfilosofie en voormalig Denker des Vaderlands
Annelies Huygen, hoogleraar Regulering van de Energiemarkten
Carel Jansen, hoogleraar Communicatie- en Informatiewetenschappen
Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse Taal en Cultuur
Goffe Jensma, hoogleraar Friese Taal- en Letterkunde
Peter de Jong, hoogleraar Onderwijskunde
Barbara Kalla, hoogleraar Nederlandse Filologie
Jacques Van Keymeulen, hoogleraar Nederlandse Taalkunde
Robert Kirsner, hoogleraar Nederlands en Afrikaans
Maarten Kleinhans, hoogleraar Geowetenschappen
Trudie Knijn, hoogleraar Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen
Jerzy Koch, hoogleraar Filologie, i.h.b. Nederlandse en Afrikaanse Taalkunde
Hans van Koningsbrugge, hoogleraar Geschiedenis en Politiek van Rusland
Jan Konst, hoogleraar Nederlandse literatuur
Kees van der Kooi, hoogleraar Systematische Theologie
Ruud Koole, hoogleraar Politicologie, oud-politicus
Folkert Kuiken, hoogleraar Nederlands als Tweede Taal en Meertaligheid
Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap
Victor Lamme, hoogleraar Cognitieve Neurowetenschappen
Klaas Landsman, hoogleraar Mathematische Fysica
Elisabeth Leijnse, hoogleraar Nederlandse Letterkunde
Maria Leuker, hoogleraar Nederlandse Letterkunde
Pim Levelt, hoogleraar Psycholinguïstiek en oud-president van de KNAW
Jan Lokin, hoogleraar Rechtsgeschiedenis
Jom Luiten, hoogleraar Technische Natuurkunde
Frans van Lunteren, hoogleraar Geschiedenis van de Natuurwetenschappen
Willy Martin, hoogleraar Lexicologie
Marita Mathijsen, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde
Lut Missinne, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde
Pieter Muysken, hoogleraar Algemene Taalwetenschap
Frits van Oostrom, universiteitshoogleraar en oud-president van de KNAW
John van Opstal, hoogleraar Biofysica
Willem Otterspeer, hoogleraar Universiteitsgeschiedenis
Sebastiaan Overeem, hoogleraar Intelligente Systemen voor Slaapstoornissen
Herman Pleij, hoogleraar Historische Nederlandse Letterkunde
Christianne de Poot, hoogleraar Criminalistiek
Lukas Prakke, hoogleraar Staatsrecht
Jelle Reumer, hoogleraar Vertebratenpaleontologie
Hans Roldanus, hoogleraar Kerkgeschiedenis
Johan Rooryck, hoogleraar Franse Taalkunde
Paul Scheffer, hoogleraar Europese Studies, publicist
Paul van der Schoot, hoogleraar Theorie van Complexe Biomoleculaire Systemen
Rint Sijbesma, hoogleraar Supramoleculaire Polymeerchemie
Nicoline van der Sijs, hoogleraar Historische Taalkunde van het Nederlands
Rint Sybesma, hoogleraar Chinese Taalkunde
Yves T’Sjoen, hoogleraar Moderne Nederlandse Letterkunde
Henk Tijms, hoogleraar Toegepaste Wiskunde
Pieter Tordoir, hoogleraar Economische Geografie en Planologie
Rik Torfs, hoogleraar Kerkelijk Recht en oud-rector Universiteit Leuven
Margo Trappenburg, hoogleraar Grondslagen van het Maatschappelijk Werk
Henk Verkuyl, hoogleraar Semantiek en Nederlandse Taalkunde
Philip Vermoortel, hoogleraar Europese Letterkunde
Sacco de Vries, hoogleraar Biochemie

Schrijvers en andere prominenten uit de maatschappelijke en culturele sector:

Hein Aalders, hoofdredacteur literair-historisch tijdschrift De Parelduiker
Ruud Abma, psycholoog en wetenschapshistoricus
Frits Abrahams, columnist
Gerrit Korthals Altes, oud-directeur Toneelgroep Amsterdam
René Appel, schrijver en taalwetenschapper
Erdal Balci, schrijver
Frits Barend, televisie- en radiopresentator en journalist
Benno Barnard, dichter, essayist en toneelschrijver
Presley Bergen, hogeschooldocent Nederlandse taal en cultuur
Frits Bolkestein, oud-politicus en publicist
René ten Bos, voormalig Denker des Vaderlands, hoogleraar Wijsbegeerte van de managementwetenschappen
Elsie de Brauw, actrice
Walter van den Broeck, schrijver
Caspar Broeksma, oud-lid Raad van Bestuur Koninklijke Wessanen
Jan Brokken, schrijver
Paul Claes, schrijver en literair vertaler
Job Cohen, oud-burgemeester Amsterdam
Thera Coppens, schrijfster
Niels Cornelissen, uitgever Ten Have
Hans Croiset, acteur en regisseur
Luc Devoldere, schrijver en hoofdredacteur van Ons Erfdeel
Adriaan van Dis, schrijver
Elma Drayer, schrijfster en columniste
Anna Enquist, schrijfster
Jan Fontijn, neerlandicus en literatuurcriticus
Geurt Gaarlandt, uitgever en schrijver
John Jansen van Galen, journalist
Piet Gerbrandy, dichter en essayist
Ger Groot, filosoof en essayist
Wim Hazeu, biograaf en oud-voorzitter PEN Nederland
Kristien Hemmerechts, schrijfster
Tilly Hermans, uitgever Atlas Contact
Joke Hermsen, filosoof en schrijfster
Arnold Heumakers, criticus en universitair docent cultuurwetenschap
Louis Hoeks, hoofdredacteur Filosofie Magazine
Bert Janssens, eindredacteur Human
Stine Jensen, filosofe en publiciste
Atte Jongstra, schrijver en essayist
Marc Josten, onderzoeksjournalist en hoofdredacteur omroep Human
Jort Kelder, journalist en programmamaker
Tom Kellerhuis, hoofdredacteur HP/De Tijd
Mensje van Keulen, schrijfster
Liesbeth Koenen, taalkundige en wetenschapsjournalist
Jacob Kohnstamm, oud-lid Eerste en Tweede Kamer en oud-staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
Guus Kuijer, schrijver
Carel ter Linden, predikant
Bart Van Loo, schrijver en conferencier
Geert Mak, schrijver
Jan Marijnissen, oud-politicus
Nicolaas Matsier, schrijver
Vonne van der Meer, schrijfster en voorzitter van PEN Nederland
Frits van der Meij, uitgever De Geus
Dick Meijer, universitair docent Wiskunde en lid faculteitsraad en universiteitsraad TU Twente
Aad Meinderts, directeur Literatuurmuseum
Egbert Myjer, oud-rechter Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Erwin Mortier, schrijver
Charlotte Mutsaers, schrijfster
Ramsey Nasr, schrijver, acteur en regisseur
Nelleke Noordervliet, schrijfster
Huub Oosterhuis, theoloog en dichter
Henk van Os, kunsthistoricus en oud-directeur van het Rijksmuseum
Willem Jan Otten, schrijver en dichter
Bram Peper, oud-burgemeester Rotterdam
Tiziano Perez, directeur-bestuurder van het Nederlands Letterenfonds
Yves Petry, schrijver en essayist
Ilja Pfeijffer, schrijver, dichter en classicus
Annette Portegies, uitgever Querido
Jean Pierre Rawie, dichter
David Van Reybrouck, cultuurhistoricus, archeoloog en schrijver
Beatrijs Ritsema, columniste en essayiste
Daan Roovers, Denker des Vaderlands, filosofe
Felix Rottenberg
Hans Schnitzler, filosoof, schrijver en essayist
Johan Simons, theaterregisseur
René van Stipriaan, literair-historicus en schrijver
Naema Tahir, schrijfster
Peter Terrin, schrijver
Ed van Thijn, oud-burgemeester Amsterdam
Aleid Truijens, schrijfster, publiciste en columniste
Manon Uphoff, schrijfster
Meral Uslu, documentairemaakster
Maarten van Veen, oud-bestuursvoorzitter Hoogovens
Thomas Verbogt, schrijver
Maria Vlaar, schrijfster en voorzitter van de Auteursbond
Pietha de Voogd, vertaalster
Arend Jan Heerma van Voss, journalist en publicist
Ward Wijndelts, hoofredacteur van Vrij Nederland
Mark Wildschut, filosoof en vertaler
Agaath Witteman, oud-lid Eerste Kamer en theaterregisseur

Bron: De Volkskrant van 29 maart 2019

 

  Omhoog
 
"Limburg dierbaar oord" – Joris Luyckx


   
 

“Bent u van “de Limburg ?“ Met die vraag informeert men in Vlaanderen sinds onheuglijke tijden naar de herkomst van de mensen uit de Oostmark. Taalkundig is het niet alleen onjuist maar het voelt ook denigrerend aan voor de aangesprokene. Men is van de Koerillen of de Lofoten.

De dichter Luuk Gruwez, die van Deerlijk naar Hasselt emigreerde, schreef  :

“Het is geen zachtzinnige volksstam waartoe ik behoor. West-Vlaanderen is het land van de handen. Daarmee kan men wurgen, daarmee kan men strelen, daarmee kan men vooral zijn centen tellen. Limburg waarheen ik geëmigreerd ben is het land van de wangen. Daar glimlacht men onophoudelijk  (Uit “Het land van de wangen“).

In Limburg zwerven wolven en men kan in de achtertuin een argeloos damhert ontwaren. Bij valavond ziet men soms een kudde everzwijnen de weg oversteken. In Voeren is het rijk van de das. Die zwarte  speleoloog zoekt zijn burcht in de holle wegen die het landschap doorkruisen. In de graanvelden van Haspengouw en meer bepaald in Widooie leeft de hamster. Bevers bouwen vlijtig waterdammen en bijten met hun scherpe tanden de sterkste bomen over. In de paartijd worden de padden door hulpvaardige natuurliefhebbers geholpen om veilig over de weg te geraken naar de poel aan de overzijde van de straat.

In Oudsbergen ontfermt het Natuurhulpcentrum zich over jonge uilen en egels, dansende beren en verwaarloosde leeuwen.

De bossen en weiden zijn nog relatief gaaf en in de ijle zomerlucht zingt de leeuwerik zoals zijn gevederde vriend de nachtegaal in het bronsgroen eikenhout.

Er zijn in Limburg geen zee, geen duinen en geen strand, maar de grote vijvers van de Wijers in Midden-Limburg zijn spiegels van de hemel. Je kan erdoor fietsen of wandelen en een praatje voeren met de zwanen.

Het is in alle seizoenen heerlijk leven in Limburg. Koning auto heeft nog niet de almacht, er zijn nog geen overdreven grote parkeerproblemen.

Het verenigingsleven bloeit er als nergens anders met uiteenlopende benamingen. Ons kent ons en men ontmoet vaak dezelfde mensen, maar dat geeft de Limburgers het gevoelen van één familie te zijn.

Het territorium van het huidige Belgisch-Limburg valt grotendeels samen met dat van het vroegere graafschap Loon uit 1018, al hoorden o.a.Tongeren en Sint-Truiden er niet bij.

De Limburgers voelen zich anders dan andere mensen in Vlaanderen / België
en vooral onder invloed van de media spreekt van een “Limburggevoel“, maar dat heeft geen historische wortels. De periode van 40 jaar bestuurlijke en politieke eenheid in de schoot van het Departement Nedermaas van 1796 tot 1839 is daarvoor onvoldoende.

De romantiek van de jaren ’50 opgestart met de Limburgse liederen van Jo Erens, de zachte troubadour uit het zuiden, heeft plaats gemaakt voor een zakelijk bewustzijn, weg van het  reservaatdenken, al wordt zijn “Limburg allein “ nog steeds gezongen.

De Golden Sixties waren een bloeitijd. De industriële revolutie die Limburg eindelijk sociaal emancipeerde naar het nationaal gemiddelde was het levenswerk van gouverneur Louis Roppe. Hij was het in hoogsteigen persoon die de gelatenheid van de heide en de zandgrond doorbrak met het optrekken van industriële groeipolen. De komst van de Fordfabriek was een zegen voor Limburg, duizenden mensen vonden er werk.
 
De sluiting van  de steenkoolmijnen is goed verteerd en ook het terrein van de ter ziele gegane Fordfabrieken wordt gevaloriseerd door de vestiging van nieuwe bedrijven zoals de logistieke dienstverlener H. Essers.
 
De reconversie van de zeven mijncités heeft goed gewerkt.
Het industrieel erfgoed wordt ook geherwaardeerd door herbestemming van de oude sites van de koolmijnen tot belevingscentra zoals C-Mine in Genk. Limburg investeert in sport en recreatie.

De staalnijverheid langs het Albertkanaal, Alegheny-Longdoz (het latere A.LZ, Arcelor, Sidmar thans Aperam), groeide uit in opeenvolgende investeringsgolven van herwalser tot staalproducent van roestvrij staal. Een forse omzetstijging liet toe uit te groeien tot een sportief respectabel bedrijf.

Limburg zit met zijn jonge bevolking en arbeidspotentieel is opnieuw “booming “.
Door zijn technologie, bevolkingsgroei en verbondenheid met de Euregio voelt Limburg zich meer dan ooit de provincie van de toekomst.

Een jonge en krachtige reserve van universitair geschoolden met multidisciplinaire opleiding staat paraat en speurt de horizon af of zoekt naar een nieuwe actie- en levensruimte voor de gouw.

Het Strategisch Actieplan Limburg in het Kwadraat (SALK) beoogde investeringen in cleantech en biotechnologie, de maakindustrie en de ontwikkeling van logistieke activiteiten met hoge toegevoegde waarde. De opzet van een vernieuwend onderwijsproject (“peer to peer learning“) brengt verandering van strategie.

Iedere gemeente heeft zijn eigen PPS ( Publiek Private Samenwerking). Van oude hoeven worden appartementsblokken gemaakt en er is een tendens om de grondwaarde te verhogen.

Ook werden plannen gemaakt voor een betere infrastructuur zoals de  Noord-Zuidverbinding, het klaverblad in Lummen en zoals het Spartacusproject.

Vandaag clustert Limburg kennisinnovatie en onderzoek door innovatiecentra/kennisinstellingen (bijvoorbeeld cleantech), incubatoren (C-Mineclub, Thorpark, Cordacampus, Aerokiewit en Drone Valley), onderzoekscentra (bijvoorbeeld Energyville), Universiteten/hogescholen (Universiteit Hasselt, Hogeschool PXL Hasselt) en Community formation.

Limburg heeft de langste haven. Er wordt gewerkt om de bruggen over  het Albertkanaal te verhogen met 70 cm. voor het containervervoer

Het devies voor alle ondernemers is: “Control your own  destiny or some one else will “.

VOKA – Kamer van Koophandel Limburg – oordeelt dat Limburg nog te weinig steun krijgt van de overheid in vergelijking met andere provincies en vraagt
Verlenging van Salk en meer aandacht voor de ontwrichte zones. De organisatie dringt ook aan op de verbetering van de infrastructuur en mobiliteit door werk te maken van de noord-zuidverbinding. De provincie dreigt een wandelweg te worden.

Ook vraagt men een uitbreiding van de studierichtingen aan de Universiteit Hasselt en een stop van de braindrain om de hoger geschoolden op eigen bodem te houden.

Limburg is de provincie van de jeugd en dat was ook de wens van Jo Erens toen hij op 27 –jarige leeftijd stierf :

“ Vaarwel, vaarwel, Limburgs landj, zo koos ’t toch niet blieve.
   Mer dansende kènjer, handj in handj zullen altied, altied bie dich blieve “.
     

Vlag Provincie Belgisch-Limburg Limburg

 

 

Omhoog

 


Over identiteit – de media gaan in op de publicatie van Bart De Wevers boek


   
 
Enkele dagen geleden stond het boek "Over identiteit" van Bart De Wever in de boekhandel bovenaan in de Top 10 van de non-fictielijst.

Wat schreven de media bij de publicatie van dit geschrift?

We geven hieronder enkele reacties.

Bart de wever neemt in dit essay moedig de handschoen op om het begrip identiteit zonder schaamte of zelfafbraak te verdedigen. Identiteit is voor hem een dynamisch gegeven dat gemeenschappen in staat stelt om zichzelf heruit te vinden en nieuwkomers op te nemen.

Cultuurrelativisme en ongecontroleerde massamigratie hebben echter geleid tot culturele verwarring en apartheid. Ons vermogen om ons aan te passen aan nieuwe omstandigheden is daardoor aangetast.

Tegenover de vertwijfeling plaatst De Wever een leidcultuur gebaseerd op de principes van de Verlichting als uitgangspunt voor de organisatie van onze samenleving. Een leidcultuur die gebaseerd is op een identiteit die in haar uiting Vlaams is, maar in haar ambitie Europees.

Bart De Wever noemt zijn geschrift beslist een pamflet. Het beantwoordt inderdaad aan de betekenisomschrijving van het begrip ‘pamflet’.

Bron: Borgerhoff-Lamberigts

***

BELGA Bart De Wever maakt in zijn nieuwe boek 'Over Identiteit' een analyse van het begrip identiteit en wat het betekent voor Vlaanderen en voor Europa. Hij bestrijdt het idee dat alle normen- en waardenpatronen evenwaardig zouden zijn.

Boekvoorstelling van Bart De Wever zijn nieuwe boek 'Over Identiteit', met Antwerps rector Herman Van Goethem.

Video: 31'51"


***

Bart De Wever heeft een nieuw boek uit: ‘Over Identiteit’. Of ook over hoofddoeken, handen schudden, Nederlands spreken, enzovoort. De N-VA-voorzitter neemt in het boek de handschoen op om het begrip ‘identiteit’ te verdedigen. “We moeten de Verlichtingswaarden van onze gemeenschap durven verdedigen en we mogen van nieuwkomers verwachten dat zij zich die waarden toe-eigenen.”

Bart De Wever maakt in zijn nieuwe boek ‘Over Identiteit’ een analyse van het begrip identiteit en wat het betekent voor Vlaanderen en voor Europa. Niet voor België. “Het land is uiteengevallen in twee democratieën, omdat de Belgische elite er niet tijdig in geslaagd is om één natie gestalte te geven waarin Vlamingen en Franstaligen als gelijkwaardig werden beschouwd.”

“Confrontatie met politieke islam”

Vlaanderen staat dus in de beste positie om ons een identiteit te verlenen, maar ook Europa is niet onbelangrijk volgens De Wever. “Onze nationale identiteit is Vlaams. Maar ze kan de ambitie koesteren om op termijn Europees te worden.”

De Wever ziet weinig bewijs dat we naar een onvermijdelijke botsing gaan tussen onze Vlaamse of Europese beschaving en andere culturen. Er is volgens hem eerder sprake van een strijd voor het voortbestaan van de moderniteit. “Binnen de Europese context manifesteert zich dat het meest pertinent in de groeiende confrontatie met de politieke islam.”

Hand schudden

Daarom moeten we onze eigen identiteit opnieuw durven definiëren, en die is gebaseerd op de waarden van de verlichting. “Er zijn wel degelijk culturele normen waarvan wij mogen eisen dat iedereen zich eraan conformeert. Sommige daarvan zijn gecodificeerd in onze wetgeving”, schrijft hij. Andere normen niet, maar die zijn daarom niet minder belangrijk. “We hebben bijvoorbeeld geen behoefte aan een wet die stipuleert wie er in welke context een hand moet schudden of mag weigeren. Het neemt niet weg dat we ook dergelijke culturele gebruiken wel degelijk als dwingend kunnen beschouwen in een sociale context.”

Leidcultuur

We moeten een leidcultuur vooropstellen, vindt de N-VA-voorzitter. “Die leidt, maar dwingt niet. Geen enkel individu kan of mag worden gedwongen zich volledig akkoord te verklaren met de principes van de verlichting, noch met de heersende interpretatie daarvan in de samenleving. Maar men moet wel aanvaarden dat de leidcultuur wordt vooropgesteld als uitgangspunt voor de organisatie van onze publieke cultuur.”
Ongewild wordt de overheid zo partner van degenen binnen een overtuiging of religie die iedereen strikt binnen de leer willen houden en geen vernieuwing of nieuwlichterij wensen.

Hoofddoek

Het eerste principe van onze leidcultuur is de neutraliteit van de overheid. Vertegenwoordigers van de overheid mogen hun persoonlijke overtuiging in hun professionele optreden niet kenbaar maken. “Als de overheid bijvoorbeeld een uitzondering maakt voor moslima’s en hen een hoofddoek laat dragen in publieksfuncties, dan zendt ze daarmee ook de boodschap uit dat ze ervan uitgaat dat een echte moslima wellicht altijd een hoofddoek zal willen dragen. Ongewild wordt de overheid zo partner van degenen binnen een overtuiging of religie die iedereen strikt binnen de leer willen houden en geen vernieuwing of nieuwlichterij wensen.”

Nederlandse taal

Een tweede principe van de leidcultuur is het dwingend vooropstellen van de Nederlandse taal. Het voorstel van het Gemeenschapsonderwijs uit 2017 om ook thuistaal toe te staan op de speelplaats, vond De Wever een fout signaal. Het geeft volgens hem de boodschap “dat onze taal en onze manier van samenleven slechts opties zijn, naast de optie om volledig in de warme buik van de gemeenschap van herkomst te blijven”. Het Nederlands moet dwingend worden vooropgesteld als de enige voertaal van ons openbare leven.
Dit burgerschap is geen vodje papier dat als welkomstcadeau aan eenieder kan worden gegeven. Het is de essentiële articulatie van onze identiteit.

Burgerschap

Om te bepalen wie naar hier mag komen, moet België veel meer de noden van onze economie voorop stellen. Migranten moeten in staat zijn om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Wie tot onze samenleving wil toetreden, moet vervolgens aantonen dat hij het burgerschap waard is. “Dit burgerschap is geen vodje papier dat als welkomstcadeau aan eenieder kan worden gegeven. Het is de essentiële articulatie van onze identiteit en van de verlichte leidcultuur die daaraan dynamisch vormgeeft.”
De toekenning ervan moet worden gekoppeld aan voorwaarden inzake periode van verblijf, taalkennis en andere bewijzen van maatschappelijke participatie. “Het verlenen van het burgerschap, na het afleggen van een burgerschapsexamen, wordt best ook gekoppeld aan een plechtigheid waarin de opname van een nieuw lid in de gemeenschap wordt gevierd via een eigensoortige pledge of allegiance.”

Solidariteit

De Wever besluit zijn boek met de overtuiging dat een collectieve identiteit onontbeerlijk is om ons maximaal te ontplooien, maar ook om solidariteit te organiseren. Die identiteit is de jongste decennia volgens hem afgebroken door een intellectueel klimaat van postmoderne zelfdestructie, met nodeloze zelfschaamte en cultuurrelativisme tot gevolg. 
“Ik geloof dat Europa trots moet zijn op de manier waarop de verlichtingswaarden vandaag gestalte geven aan de identiteit van de gemeenschappen die het continent bewonen. Nooit was er meer vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Wij moeten voluit durven te kiezen voor de positieve kracht van een gezonde, inclusieve identiteit met een verlichte leidcultuur als broncode”, concludeert hij. 

Vlaams Belang

Bij de voorstelling noemt De Wever het een didactisch boek, dat de partijleden de nodige achtergrond moet verschaffen over waar N-VA voor staat. “Het moet ook duidelijk maken dat er meer dan ooit een Chinese muur staat tussen N-VA en Vlaams Belang”, zegt hij. 
“Ik verdedig het standpunt dat de radicale islam een hedendaags systeem is, een reactie op onze moderniteit. Het is geen historisch gegeven en we hebben een kans om die radicale islam te verslaan. Ik daag extreemrechts uit om te vertellen wat zij daar tegenover plaatsen. Als ze de islam in zijn geheel willen verbieden, moeten ze dat uitspreken.”

“Ook in het onderwijs kan het boek een nut hebben”, aldus nog De Wever. Theo Francken zei eerder deze week dat hij meer aandacht wil voor identiteit in het onderwijs. “Dat staat ook nu al in de eindtermen”, reageert de N-VA-voorzitter.  “Maar we moeten goed nadenken wat we dan over identiteit gaan vertellen. De eerste 130 pagina’s van mijn boek, waarin ik een wetenschappelijke analyse maak van het concept, kunnen daar een basis voor vormen.”

Bron: Het Laatste Nieuws

***


De Wever pleit in nieuw boek voor burgerschapsexamen én 'eed van trouw'

3 mei 2019

Bart De Wever stelde vanmorgen zijn nieuwe boek ‘Over identiteit’ voor. ‘Dit boek is een antwoord op hen die identiteit verabsoluteren. Dat geeft aanleiding tot een gevaarlijk soort politiek denken. Je ziet dat oprukken in Europa.’

De Wever heeft het in zijn nieuwe boek over de toegang tot burgerschap, de Vlaamse en de Europese identiteit, de strijd voor het voortbestaan van de moderniteit en de leidcultuur. Een van zijn concrete voorstellen: het burgerschap aan een nieuwkomer pas toekennen na een burgerschapsexamen en een officiële plechtigheid, een viering. Hij ziet ook wel iets in een 'pledge of allegiance.’ Een verwijzing naar het Amerikaanse gebruik om op geregelde tijdstippen een 'pledge of allegiance', een eed van trouw, aan de Amerikaanse vlag te citeren. 

Zijn boek is naar eigen zeggen een didactisch boek, voor de partijleden én de partij-elite, zelfs voor het onderwijs. 'Ik hoop dat de elite binnen de partij mijn boek leest en dat het stroomlijnt wat we vertellen.' Het boek vormt dé basis zijn van de N-VA-ideologie. 'Het moet ook duidelijk maken dat er meer dan ooit een Chinese muur staat tussen N-VA en Vlaams Belang', zei hij. 'Ik verdedig het standpunt dat de radicale islam een hedendaags systeem is, een reactie op onze moderniteit. Het is geen historisch gegeven en we hebben een kans om die radicale islam te verslaan. Ik daag extreemrechts uit om te vertellen wat zij daar tegenover plaatsen. Als ze de islam in zijn geheel willen verbieden, moeten ze dat uitspreken.'

De Wever schrijft in zijn 150 pagina's hoe hij de strijd voor de moderniteit ziet verlopen. ‘Binnen de Europese context manifesteert zich dat het meest pertinent in de groeiende confrontatie met de politieke islam.’ Om die strijd aan te gaan, pleit hij voor een definitie van onze eigen identiteit. De verlichtingswaarden vormen daarvoor de basis. 'Er zijn wel degelijk culturele normen waarvan wij mogen eisen dat iedereen zich eraan conformeert', klinkt het in zijn boek. Niet alles staat in wetten. ‘We hebben bijvoorbeeld geen behoefte aan een wet die stipuleert wie er in welke context een hand moet schudden of mag weigeren. Het neemt niet weg dat we ook dergelijke particuliere culturele gebruiken wel degelijk als dwingend kunnen beschouwen in een sociale context.’


Geen hoofddoek in publieksfunctie

De N-VA-voorzitter pleit andermaal voor een leidcultuur. ‘Die leidt, maar dwingt niet. Geen enkel individu kan of mag worden gedwongen zich volledig akkoord te verklaren met de principes van de verlichting, noch met de heersende interpretatie daarvan in de samenleving. Maar men moet wel aanvaarden dat de leidcultuur wordt vooropgesteld als uitgangspunt voor de organisatie van onze publieke cultuur.’

Vanuit die gedachte maakt De Wever de brug naar het hoofddoekenverbod in publieke functies. ‘Als de overheid bijvoorbeeld een uitzondering maakt voor moslima’s en hen een hoofddoek laat dragen in publieksfuncties, dan zendt ze daarmee ook de boodschap uit dat ze ervan uitgaat dat een echte moslima wellicht altijd een hoofddoek zal willen dragen. Ongewild wordt de overheid zo partner van degenen binnen een overtuiging of religie die iedereen strikt binnen de leer willen houden en geen vernieuwing of nieuwlichterij wensen.’

De Wever besluit zijn boek met de overtuiging dat een collectieve identiteit onontbeerlijk is om ons maximaal te ontplooien, maar ook om solidariteit te organiseren. Die identiteit is de jongste decennia volgens hem afgebroken door een intellectueel klimaat van 'postmoderne zelfdestructie, met nodeloze zelfschaamte en cultuurrelativisme tot gevolg'. ‘Ik geloof dat Europa trots moet zijn op de manier waarop de verlichtingswaarden vandaag gestalte geven aan de identiteit van de gemeenschappen die het continent bewonen. Nooit was er meer vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Wij moeten voluit durven te kiezen voor de positieve kracht van een gezonde, inclusieve identiteit met een verlichte leidcultuur als broncode.’

Bron: De Standaard

**

N-VA-voorzitter De Wever: "Er staat een muur tussen mijn inclusief nationalisme en een populistisch nationalisme"

Frank Segers - 3 mei 2019

N-VA-voorzitter Bart De Wever zet zich af tegen een absoluut nationalisme zoals dat in Europa opgang maakt en wat in eigen land terug te vinden is bij uiterst rechtse organisaties zoals Schild & Vrienden. Hij heeft daarover een boek geschreven en in "De afspraak op vrijdag" gaf hij meer commentaar.

"Als het over identiteit gaat, zijn er twee gevaarlijke tendensen", zegt De Wever.  "De ene is de identiteit absoluut stellen, een tendens die in Europa opgang maakt sinds 2015 en waarvan je electoraal de gevolgen ziet met de opkomst van de rechts-populistische partijen."

"Aan de andere kant, wat even gevaarlijk is, heb je het cultuurrelativisme. Dat betekent je identiteit loslaten en zeggen dat dat iets van het verleden is. Dat vastklampen aan identiteit leidt tot de gaskamers.  Alles wat hier vroeger rond identiteit is gebeurd -  het christendom, kruisvaarten, kolonies, imperialisme, oorlogen - is allemaal fout, we moeten daarvan af."

"Ik probeer in dit boek een positieve invulling te geven. Wat kan je doen met dat begrip om solidariteit te maken, om de waarden van de Verlichting te schragen en een democratie uit te maken. Dat is onontbeerlijk", stelt De Wever.

Lees het hele artikel:

Bron: VRT-Nieuws

  Omhoog
 

Recente berichten op de VVA-Facebookpagina

Nieuwsberichten geplukt uit de actualiteit rond thema's
die een publiek van Vlaamse academici kunnen boeien

Klik op >
LEES DE BERICHTEN
of hieronder:


   
 

VVA-Facebookpagina

 


We vestigen de aandacht op de vele interessante artikelen die geregeld verschijnen op de Facebookpagina van de VVA. Het gaat hier nu om 10 berichten vanaf 17 tot 22 juni 2019. Het nieuwste bericht staat eerst, het oudste laatst.

Klik op het Facebookicoontje of log in met je Facebookaccount. Je kunt ook rechtstreeks op de bron klikken.


- AFRIKAANS BRUG TUSSEN AFRIKA EN EUROPA

21 juni 2019

Stef Bos zingt “Gelukkig” in het Afrikaans
Wat is mooier as die woorde: “Jy is my hart se punt”. Stef Bos sing sy liedjie, Gelukkig, saam met Frazer Barry en Riku Lätti – ‘n produksie van Die Wasgoedlyn.

https://youtu.be/HJXNcpy9dAs 4’59”

- GEEN WERVENDE POËZIE- OF TONEELKRITIEK MEER – JAMMER

20 juni 2019

Yves T’Sjoen

Literaire bijlagen in Vlaamse kranten, zoals een eeuwigheid geleden 'Boekbedrijf' en 'Café des Arts' in De Morgen en het afzonderlijke katern 'De Standaard der Letteren', zijn vandaag gekrompen tot een handvol artikels. Boekbeoordelingen zijn hoogstens nog signalementen. Onbestaand zijn de meer uitgesponnen recensies die de literaire tekst zelf bespreken. De kwalijke ontwikkeling wordt al vele jaren aangekaart. Iedereen die we daarover horen, betreurt de nivellering van de journalistieke literatuurkritiek. Cultuurarmoede. Managers van krantenconcerns zijn niet te vermurwen. Het aandeel van de literatuurbeschouwing is onbetekenend in de gedrukte pers. …

Lees verder


- HARTVERHEFFEND NIEUWS VAN HET BESTUUR VAN DE INTERNATIONALE VERENIGING VOOR NEERLANDISTIEK (IVN)

20 juni 2019

De studie van het Nederlands in het buitenland is de laatste tijd herhaaldelijk in de media geweest.

Het IVN-bestuur is blij u dat te kunnen meedelen met daarbij de verwijzing in koppelingen naar de verschillende artikelen die in de pers zijn verschenen.

Ook ander nieuws komt aan de orde.

Overloopt u het even op deze pagina?

G.D.


- TAALUNIE-RAPPORT: HOE ONDERSTEUNEN ANDERE EUROPESE LANDEN HUN EIGEN TAAL EN LITERATUUR IN HET BUITENLAND? EN HOE ZIT HET MET NEDERLANDS ALS VREEMDE TAAL?

18 juni 2019

MANAGEMENTSAMENVATTING VAN EEN VERGELIJKEND ONDERZOEKSRAPPORT

Titel: Taalbeleid in Europa

Annelies de Jonghe

De samenvatting bevat een korte inleiding, het doel van het onderzoek, de conclusies en discussiepunten en verwijzingen.

Bij de andere onderzochte landen maakt het onderwijs van taal en cultuur in het buitenland deel uit van het buitenlands beleid. In het Nederlandse taalgebied staat de Nederlandse Taalunie in voor dat beleid.

Lees de hele managementsamenvatting


- WAT U MOET WETEN OVER DE DIGITALE ENERGIEMETER

Dirk Selleslagh – 17 juni 2019

De digitale energiemeter - ook slimme meter genoemd - vervangt uw oude, analoge meter. De digitale varianten kunnen vanop afstand worden uitgelezen, waardoor de meterstand doorgeven of een controle door een medewerker van de netbeheerder bij u thuis niet meer nodig is. In totaal worden 6,1 miljoen exemplaren bij Vlaamse gezinnen en kleine bedrijven geïnstalleerd. Een tussentijds streefdoel is om tegen het einde van 2022 1,8 miljoen meters geïnstalleerd te hebben.

Lees het hele artikel. Het kan voor u persoonlijk van belang zijn om die informatie te kennen.


- ‘HABITUS’, BEKROONDE DICHTBUNDEL VAN RADNA FABIAS

17 juni 2019

Recensie Remco Ekkers

Poging om de chaos te overwinnen.

‘Habitus’ betekent verschijningsvorm. Pierre Bourdieu bedoelt er een duurzame manier van waarnemen, denken en handelen mee, waarmee mensen zich in een ‘maatschappelijk veld’ kunnen handhaven en verder kunnen komen.

https://www.tzum.info/2018/06/recensie-radna-fabias-habitus/


- GROTE POËZIEPRIJS 2019 VOOR RADNA FABIAS

17 juni 2019

Iedereen leest


- FACEBOOKGROEP “IEDEREEN LEEST” VIERT TIENJARIG BESTAAN

17 juni 2019

De gesloten Facebookgroep telt bijna 20.000 gebruikers die dagelijks hun leeservaringen delen. De groep blijft groeien en is volgens Iedereen Leest ‘de grootste leescommunity van Vlaanderen’.

Lees er meer over. Mogelijk is het ook iets voor jou, lezer.

https://www.standaard.be/cnt/dmf20190613_04458539


- DE WESPENDIEF – WELLICHT DE GEHEIMZINNIGSTE VAN ONZE ROOFVOGELS
17 juni 2019

Dirk Draulans

De naamgeving van een vogel kan veel zeggen over de houding van mensen tegenover het dier. In het Engels heet 'onze' wespendief honey buzzard of honingbuizerd. Dat klinkt vriendelijker, maar in feite is het niet correct. De wespendief is geen echte honingeter: hij haalt vooral raten uit wespennesten, om zich te voeden met de larven die daarin huizen.

Lees verder


- EXTREME ZONNEVLAM BEDREIGING VOOR DE MENSHEID?

17 juni 2019

George Van Hal

Zonnevlammen die onze technologie kunnen platleggen, komen op sterren vergelijkbaar met de zon om de paar duizend jaar voor. Dat bevestigt opnieuw dat zonnevlammen ook voor de aarde een reëel risico vormen.

Wie dacht dat de kosmos alleen gevaarlijk is wanneer kometen toevallig op ramkoers met de aarde liggen, heeft buiten de zon gerekend. Als de aarde in de toekomst geraakt wordt door een zogeheten superzonnevlam, kan dat namelijk leiden tot wereldwijde stroomuitval, uitvallende communicatienetwerken en kapotte satellieten.

Lees verder

  Omhoog

Colofon

Redactie van het e-zine 'Vivat academia" Editie 17

Ghislain Duchâteau,
samenstelling en eindredactie-
vicevoorzitter VVA-Nationaal


Paul Becue,
redactielid, voorzitter VVA-Nationaal


Joris Luyckx,
redactielid, Lid VVA-limburg


Afmelding

Wie deze nieuwsbrief liever niet ontvangt, kan zich afmelden met een berichtje naar
het VVA-secretariaat